In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) heeft gehandhaafd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 5.297 ontvangen, omdat de Inspecteur van de Belastingdienst van mening was dat de auto, een Chrysler Sebring, als nieuwe personenauto moest worden aangemerkt, terwijl de belanghebbende deze als gebruikte auto kwalificeerde. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en de belanghebbende ging in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2015 werd de zaak besproken. De belanghebbende had de auto op 28 maart 2012 geregistreerd in Nederland, terwijl deze op 18 december 2007 in Duitsland was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de auto, met een kilometerstand van slechts 134, als nieuwe personenauto moest worden aangemerkt, ondanks dat deze meer dan vier jaar oud was. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat een auto die na vervaardiging niet of nauwelijks in gebruik is geweest, als nieuw moet worden beschouwd.
Het Gerechtshof Den Haag bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof stelde vast dat de auto niet of nauwelijks was gebruikt en dat de registratie in Duitsland niet in de weg stond aan de kwalificatie als nieuwe auto. De belanghebbende had geen nieuwe argumenten aangedragen die tot een andere conclusie zouden leiden. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.