ECLI:NL:GHDHA:2015:912

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
20 april 2015
Zaaknummer
2200446612
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het uitoefenen van een bankiersbedrijf zonder vergunning en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die medeplichtig was aan het uitoefenen van een bankiersbedrijf zonder vergunning. De verdachte heeft geldbedragen getransporteerd voor zijn mededader, die zonder vergunning een bankiersbedrijf uitoefende. Dit handelen heeft geleid tot een aantasting van de integriteit van het financiële verkeer. De verdachte was eerder veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, door de rechtbank Rotterdam. In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de geldbedragen die hij had getransporteerd, afkomstig waren uit enig misdrijf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlasteleggingen, maar heeft wel vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het uitoefenen van een betaaldienst zonder vergunning. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder geldbedragen en een bedrijfsauto.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004466-12
Parketnummer: 10-960119-11
Datum uitspraak: 1 april 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 september 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortedag] 1958,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 29 januari 2014, van 10 september 2014 en van 11 en 18 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 november 2010 tot en met 14 juni 2011, te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in Nederland en/of in India en/of in Pakistan en/of in Frankrijk en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in België,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, (een) (grote) geldbedrag(en),
opgehaald vanuit Frankrijk en/of België en/of (vervolgens) overgebracht naar Nederland,
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)daders (telkens) van voornoemd(e) geldbedrag(en) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of haar mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
1. subsidiair:
[betrokkene 1] en/of één of meer van zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 3 november 2010 tot en met 14 juni 2011 te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in Nederland en/of in India en/of in Pakistan en/of in Frankrijk en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in België,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft/hebben hij, [betrokkene 1] en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, (een) (grote) geldbedrag(en),
opgehaald vanuit Frankrijk en/of België en/of (vervolgens) overgebracht naar Nederland,
althans heeft/hebben hij, [betrokkene 1] en/of zijn (mede)dader(s), voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl hij [betrokkene 1] en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
althans heeft/hebben hij, [betrokkene 1] en/of zijn (mede)daders (telkens) van voornoemd(e) geldbedrag(en) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, [betrokkene 1] en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en), terwijl hij, [betrokkene 1] en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op één of meer tijdstippen gelegen in voornoemde periode voornoemde geldbedragen (per auto) (vanuit Frankrijk naar Nederland) te transporteren;
2 primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 03 november 2010 tot en met 14 juni 2011,
te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in Nederland en/of in Frankrijk en/of in België,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigde(n) en/of betaler(s) [betrokkene 1] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten
-(op of omstreeks 3 juni 2011) een geldbedrag van in totaal EUR 132.485,00, althans een groot geldbedrag en/of -acht maal, in elk geval meermalen, (in of omstreeks de periode van 3 november 2010 tot en met 14 juni 2011 een (onbekend) geldbedrag;
2
subsidiair:
[betrokkene 1] en/of één of meer van zijn mededader(s) op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 03 november 2010 tot en met 14 juni 2011,
te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in Nederland en/of in Frankrijk en/of in België,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, [betrokkene 1] en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigde(n) en/of betaler(s) en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te eten
-(op of omstreeks 3 juni 2011) een geldbedrag van in totaal EUR 132.485,00, althans een groot geldbedrag en/of -acht maal, in elk geval meermalen, (in of omstreeks de periode van 3 november 2010 tot en met 14 juni 2011 een (onbekend) geldbedrag,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op één of meer tijdstippen gelegen in voornoemde periode voornoemde geldbedragen (per auto) (vanuit Frankrijk naar Nederland) te transporteren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Feit 1 primair en subsidiair
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, een en ander zoals nader verwoord in de door haar overgelegde pleitaantekeningen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de geldbedragen, die de verdachte heeft getransporteerd voor de mededader in het kader van het bedrijf van betaaldienstverlener zonder vergunning, van misdrijf afkomstig waren. Vermogensbestanddelen kunnen slechts worden aangemerkt als “afkomstig (…) uit enig misdrijf” in de zin van de artikelen 420bis, 420ter en 420quater van het Wetboek van Strafrecht indien zij afkomstig zijn van een misdrijf gepleegd voorafgaand aan het verwerven, voorhanden hebben of overgedragen daarvan (HR 25 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3380). In het dossier is hiervoor geen enkele concrete aanwijzing. Er zijn uitsluitend aanwijzingen dat sprake is geweest van hawala bankieren, hetgeen als zodanig niet behoeft te zijn gericht op criminele gelden. Het hof heeft ook geen aanwijzing dat de bij de verdachte aangetroffen gelden de verdiensten of opbrengsten van het hawala bankieren zonder vergunning, betroffen. Het dossier bevat evenmin (andere) richting witwassen duidende aanwijzingen die niet door verdachtes werkzaamheden voor de hawala-bankier kunnen worden verklaard. De verdachte behoort derhalve van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 subsidiair:
[betrokkene 1] op tijdstippen in de periode
10 januari 2011tot en met 14 juni 2011,
in Nederland,
(telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft hij, [betrokkene 1] ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigde(n) en/of betaler(s) en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en)(contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te
weten
meermalen, in de periode van
10 januari 2011tot en met 14 juni 2011 een geldbedrag,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op één of meer tijdstippen gelegen in voornoemde periode voornoemde geldbedragen per auto (vanuit Frankrijk naar Nederland) te transporteren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is medeplichtig geweest aan het door zijn mededader uitoefenen van een bankiersbedrijf zonder vergunning door geldbedragen te transporteren. Door aldus te handelen heeft de verdachte het de mededader mogelijk gemaakt om een bankiersbedrijf zonder vergunning uit te oefenen waardoor die mededader zich heeft kunnen onttrekken aan het toezicht dat op bankkantoren wordt gesteld. Een dergelijk handelen vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijke strafbare feit.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren en verbeurdverklaring zoals hierna vermeld een passende en geboden reactie vormt. Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn van de berechting in hoger beroep is overschreden, nu het eindarrest niet binnen 2 jaren na het instellen van appel is gewezen. Aan deze overschrijding zal het hof gevolgen verbinden. Op de overwogen taakstraf van 120 uren wordt 20 uren in mindering gebracht, zodat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren resteert.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd alle in beslag genomen geldbedragen en voorwerpen verbeurd te verklaren.
Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld Euro
15x50, 3x20, 3x10, 5x5 euro totaal 865;
- 1.00 STK Horloge
horloge met opschrift Rolex.
Het hof gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten:
- Geld Euro
1010x50, 3360x20, 1404x10 euro totaal 131.580.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Bedrijfsauto
[kentekennummer] MERCEDES Sprinter
[kentekennummer] bedrijfsauto, Mercedes Sprinter;
- 1.00 STK Kentekenbewijs
MERCEDES Sprinter [kentekennummer]
[kentekennummer] kentekenbewijs deel 1 en 1B;
- 1.00 STK Keuringsbewijs
MERCEDES Sprinter [kentekennummer]
[kentekennummer] keuringsbewijs [kentekennummer],
volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu met behulp van deze voorwerpen het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 48, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld Euro
-
15x50, 3x20, 3x10, 5x5 euro totaal 865;
- 1.00 STK Horloge
-
horloge met opschrift Rolex;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Geld Euro
-
1010x50, 3360x20, 1404x10 euro totaal 131.580;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Bedrijfsauto
[kentekennummer] MERCEDES Sprinter
[kentekennummer] bedrijfsauto, Mercedes Sprinter;
- 1.00 STK Kentekenbewijs
MERCEDES Sprinter [kentekennummer]
[kentekennummer] kentekenbewijs deel 1 en 1B;
- 1.00 STK Keuringsbewijs
MERCEDES Sprinter [kentekennummer]
[kentekennummer] keuringsbewijs [kentekennummer].
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. G. Dulek-Schermers en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 april 2015.
Mr. W.J. van Boven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.