Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
appellante in het incidenteel appel,
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroepDe feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
- De SNCU – opgericht in 2004 door de werknemersorganisaties FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en de Unie en de werkgeversorganisatie in de uitzendbranche Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) – heeft (mede) tot taak toe te zien op een correcte naleving van de cao voor Uitzendkrachten (verder: CAO) en verricht daartoe onder meer onderzoek en controles in de uitzendbranche. De SNCU heeft (op grond van artikel 7 lid 4 van haar statuten) een deel van haar bevoegdheden opgedragen aan de Commissie Naleving CAO voor uitzendkrachten (de CNCU). De werkwijze van de CNCU is nader geregeld in twee krachtens de statuten van de SNCU vastgestelde reglementen: Reglement I en Reglement II.
- De taken en bevoegdheden van de SNCU zijn vastgelegd in de CAO, welke CAO bij besluit van de Minister van Sociale Zaken van 13 september 2005 algemeen verbindend is verklaard tot en met 1 april 2007. De statuten van de SNCU en de beide zojuist genoemde reglementen maken deel uit van de CAO.
- In artikel 45 van de CAO is de toezichthoudende taak van de SNCU omschreven.
- Artikel 4 van de statuten van de SNCU luidt – voor zover van belang:
- Artikel 6 van Reglement II (versie 2005-2007) luidt:
- Artikel 7 van Reglement II luidt:
- Axidus2 stelt personeel te werk bij derden om onder leiding en toezicht van deze derden arbeid te verrichten.
- Axidus2 is niet op grond van een lidmaatschap van een werkgeversvereniging gebonden aan de CAO die gold in de periode 2005/2007. (Waar hierna over CAO wordt gesproken, doelt het hof op de CAO zoals deze van kracht was in de periode 2005-2007.) In de arbeidsovereenkomsten die zij destijds is aangegaan met personeel is die CAO niet van toepassing verklaard.
- In opdracht van de SNCU heeft het onderzoeksbureau de stichting VRO (“VRO”) onderzoek gedaan naar de naleving van de CAO door Axidus2 in de periode 15 september 2005 t/m 31 maart 2007 (verder te noemen: “de onderzoeksperiode”). Bij brief van 12 juli 2007 heeft VRO de voorlopige uitkomsten van het onderzoek aan Axidus2 medegedeeld. Axidus2 is in gelegenheid gesteld op de voorlopige uitkomsten van het onderzoek te reageren voor 27 juli 2007. Nadat een inhoudelijke reactie van Axidus2 was uitgebleven heeft VRO bij brief van 27 juli 2007 de definitieve rapportage aan Axidus2 gezonden. De “materiële benadeling” van werknemers over de controleperiode heeft VRO vastgesteld op € 1.005.407,--.
- Bij brief van 7 maart 2008 heeft de SNCU Axidus2, onder verwijzing naar de brief van 27 juli 2007 van VRO, gemeld dat het onderzoek had uitgewezen dat Axidus2 de CAO op een aantal – met name in de brief genoemde – onderdelen niet volledig had nageleefd en een materiële benadeling van de medewerkers van Axidus2 was vastgesteld van € 1.005.407,-- Axidus2 is in die brief in gebreke gesteld en gesommeerd om uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te verklaren – kort gezegd – (1) dat Axidus2 de CAO voortaan volledig zou naleven (2) dat Axidus2 de CAO met terugwerkende kracht alsnog volledig zou naleven door nabetaling van het op grond van de CAO verschuldigde achterstallige salaris en andere emolumenten aan de werknemers, en (3) dat Axidus2 volledige medewerking zou verlenen aan een hercontrole ter vaststelling dat zij inmiddels doende was aan de haar onder (1) en (2) genoemde verplichtingen te voldoen respectievelijk had voldaan.
- Bij brief van 14 maart 2008 heeft de advocaat van Axidus2 onder meer meegedeeld dat Axidus2 zich niet kan verenigen met de door SNCU vastgestelde hoogte van de materiële benadeling van € 1.005.407,--. De advocaat heeft verzocht hem het rapport toe te zenden waaruit blijkt hoe SNCU aan dat bedrag was gekomen. Voorts heeft de advocaat meegedeeld dat hij namens Axidus2 verklaarde dat zijn cliënte de CAO zou nakomen, en dat zij de CAO vanaf 31 maart 2006 met terugwerkende kracht zou naleven door het voldoen van eventueel nog daadwerkelijk verschuldigd achterstallig salaris en andere emolumenten, terwijl Axidus2 voorts haar volledige medewerking zou verlenen aan een hercontrole. Gezien die verklaring nam de advocaat aan dat de ‘forfaitaire schadevergoeding’ van € 100.000,-- niet verschuldigd was.
- Het bestuur van de SNCU heeft twee beleidsdocumenten vastgesteld over verschuldigde schadevergoeding bij niet naleving van de CAO. In 2006 is het “Beleid inzake methodiek forfaitaire schadevergoeding SNCU 06-2006” opgesteld. Daarin is bepaald welke factoren de omvang van de op te leggen “forfaitaire schadevergoeding” beïnvloeden, en is de hoogte daarvan gemaximeerd op € 100.000,-.
- Bij brief van 10 november 2009 heeft de advocaat van de SNCU zich tot Axidus2 gewend. In deze brief is onder meer het verloop van het onderzoek vanaf 13 april 2006 tot en met de brief van de advocaat van Axidus2 van 14 maart 2008 weergegeven. In de brief werd melding gemaakt van het telefonisch contact dat op 17 juni 2008 had plaatsgevonden tussen de SNCU en Axidus2, waarbij werd afgesproken dat Axidus2 binnen twee weken over zou gaan tot het overleggen van de berekeningen met betrekking tot de materiële benadelingen. De advocaat van de SNCU heeft Axidus2 gesommeerd de gevraagde bescheiden binnen 14 dagen na dagtekening van de brief aan de gemachtigde te zenden en tot voldoening van de reeds verbeurde schadevergoeding ad € 100.000,--, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.785,--.
De kantonrechter heeft de ‘forfaitaire schadevergoeding’ gematigd tot 25% “indien Axidus2 uiteindelijk, zij het niet tijdig, de verzochte gegevens alsnog verstrekt.” Bij de berekening van de proceskosten heeft de kantonrechter de conclusie van repliek buiten beschouwing gelaten omdat deze, zo overwoog de kantonrechter, in overwegende mate had gediend tot correctie van een bij de dagvaarding foutief ingestelde eis.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Vorderingen in het principaal en incidenteel appel
I - tot naleving van de CAO over de periode 15 september 2005 tot en met 1 april 2007, meer precies om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de (ex-)werknemers na te betalen het bedrag van € 1.005.407,--, primair op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag dat Axidus2 daarmee in gebreke blijft, met een maximum van één miljoen euro en subsidiair aan de SNCU te voldoen het niet binnen twaalf weken na betekening van het arrest nabetaalde gedeelte van € 1.005.407,-- dan wel het in goede justitie nader bepaalde bedrag, zulks ten titel van aanvullende schadevergoeding, en
II - om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de SNCU te voldoen de somma van € 100.000,-- als schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente van de dag van dagvaarding in eerste instantie;
III – te voldoen aan de SNCU de buitengerechtelijke kosten van € 1.785,-- inclusief BTW, vermeerderd met wettelijke rente;
IV - in de volledige kosten van het geding in eerste instantie, dat wil zeggen met inbegrip van de kosten betreffende de conclusie van repliek;
V - in de kosten van het hoger beroep, in het principale en in het incidenteel appel, verhoogd met de wettelijke rente.
Beoordeling van het principaal appel
grief Iliggen verschillende klachten besloten. Voor zover Axidus2 zich erover beklaagt dat de kantonrechter in de feitenopsomming bepaalde feiten heeft weggelaten geldt dat de in dit arrest opgenomen weergave van de relevante feiten aan de bezwaren van Axidus2 tegemoet komt. Overigens is het aan de rechter om in het vonnis of arrest de voor het geding relevante feiten weer te geven.
grief IIIaan dat haar hoofdactiviteit in de onderzoeksperiode bestond uit het verpakken van groente, aardappelen en (beperkt) fruit voor The Greenery. Op die grond was, naar Axidus2 stelt, op de relatie tussen Axidus2 en haar werknemers de cao voor de Groothandel AGF van toepassing, en niet de onderhavige CAO.
Axidus2 beschrijft haar activiteiten zelf als “het uitzetten van personeel bij derden”. In het Handelsregister zijn de bedrijfsactiviteiten van Axidus2 als volgt omschreven:
“Het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht of leiding, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, verrichten van daar gebruikelijke arbeid.” Die bedrijfsomschrijving laat er geen misverstand over bestaan dat Axidus2 zich zelf niet bezig houdt met het verpakken van groente en fruit, maar met het ter beschikking stellen van personeel aan derden, om onder leiding van die derden werkzaam te zijn. Dat haar werknemers zich bij die derden veelal bezig houden met het verpakken van groente en fruit impliceert vanzelfsprekend niet dat deze verpakkingswerkzaamheden bedrijfsactiviteiten van Axidus2 behelzen.
Ingevolge de werkingssfeerbepaling, artikel 2 lid 1 van de CAO, is de CAO van toepassing op uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming, en aldus op de rechtsrelaties tussen Axidus2 en haar werknemers. Gezien het feit dat Axidus2 zelf, bij brief van haar advocaat 14 maart 2008, uitdrukkelijk aan de SNCU heeft verklaard de CAO te zullen toepassen, terwijl ze – in strijd daarmee – nadien eerst heeft verdedigd dat de cao voor de glastuinbouw van kracht was en later dat de cao voor de verpakkingsindustrie van toepassing was, mag in hoger beroep van Axidus2 verlangd worden dat zij haar beroep op (nu) de toepassing van de cao voor de Groothandel AGF in de onderzoeksperiode, zeker tegen de achtergrond van het zojuist overwogene over de bedrijfsactiviteiten van Axidus2, deugdelijk had beargumenteerd. Maar dat heeft Axidus2 in genen dele gedaan. Aan deze klacht gaat het hof daarom voorbij.
grief IVbeklaagt Axidus2 zich, zo verstaat het hof de toelichting, over de wijze waarop de kantonrechter is omgegaan met de stelplicht en de bewijslast, in het algemeen. Een concrete klacht bevat de toelichting niet, zodat de grief tevergeefs is voorgedragen.
grief Vstelt Axidus2 aan de orde dat de kantonrechter het “civielrechtelijk toezichtkader” zoals geregeld in de CAO heeft geaccepteerd. Axidus2 is het daar niet mee eens en in haar toelichting op de grief komen uiteenlopende klachten naar voren.
In de uitgave van de CAO van juli 2005 is het looptijdartikel – inmiddels artikel 42 geworden – aangepast en is de looptijd van de “overige artikelen” verlengd (van 4 april 2005) tot 2 april 2007. De CAO is vervolgens algemeen verbindend verklaard over de periode 17 september 2005 tot en met 1 april 2007, de periode waarin het (vrijwel gehele) onderzoek in opdracht van de SNCU door VRO bij Axidus2 heeft plaatsgevonden. De “overige artikelen” bedoeld in artikel 42 aanhef en sub c van de CAO, en daarmee ook al hetgeen in de CAO geregeld was over de taak en de bevoegdheden van de SNCU, maakten aldus van die algemeen verbindendverklaring deel uit.
grief VImaakt Axidus2 bezwaar tegen de gehoudenheid gegevens van individuele werknemers te verstrekken aan de SNCU. Axidus2 acht een dergelijke verplichting in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en daardoor – zo althans vat het hof het betoog van Axidus2 op – komt het optreden van de SNCU in strijd met de wet. Welk gevolg daaraan moet worden verbonden voor de vorderingen van de SNCU in deze procedure, laat Axidus2 overigens in het midden.
Dat de verstrekking van personeelsgegevens door Axidus2 aan de SNCU in strijd komt met de cao voor de Groothandel AGF kan buiten beschouwing blijven gezien hetgeen hiervoor is overwogen over de toepasselijkheid van deze cao op de relatie tussen Axidus2 en haar werknemers.
grief VIIbeklaagt Axidus2 zich erover dat de kantonrechter in r.o. 5.5 van het vonnis van 21 januari 2011 het beroep van Axidus2 op de “onzekerheidsexceptie” (het bepaalde in artikel 6:37 BW) ongegrond heeft geoordeeld. Axidus2 twijfelt over de vraag of zij hetgeen zij verschuldigd mocht zijn aan de ABU, de FNV, de CNV of De Unie, dan wel aan de SNCU moet betalen.
grief VIIIbetwist Axidus2 dat zij haar werknemers in de onderzoeksperiode heeft benadeeld. De wijze waarop de SNCU de “materiële benadeling” heeft vastgesteld acht zij onjuist. In plaats van een berekening aan de hand van een (in haar ogen overigens niet representatieve) steekproef en door extrapolatie, had de SNCU de materiële benadeling concreet moeten berekenen, aldus Axidus2. SNCU heeft dat ten onrechte nagelaten, zo voert zij aan.
De opmerkingen die Axidus2 in dit kader heeft gemaakt over (het wel of niet verdisconteren van) de inlenersbeloning en de pensioenafdracht, laat het hof buiten beschouwing; de SNCU heeft deze posten immers niet betrokken bij de berekening van het bedrag van de materiële benadeling.
grief IXstelt Axidus2 aan de orde dat de SNCU de door haar gevorderde forfaitaire schadevergoeding (van € 100.000,--, die de kantonrechter tot een bedrag van € 25.000,-- heeft toegewezen) “uit de losse pols” berekend heeft. Het bestuursbeleid waarop de SNCU zich baseert was niet vervat in de algemeen verbindend verklaarde CAO en is eerst tot stand gekomen nadat de CAO algemeen verbindend was verklaard, aldus Axidus2. Verder kan in haar visie een boete, waarvan hier sprake is, niet gecombineerd worden met een vordering tot nakoming.
Dit neemt niet weg dat de oplegging, op basis van artikel 46 lid 2 van de CAO, van de schadevergoedingen wel de toetsing aan de (beperkende werking van) redelijkheid en billijkheid moet kunnen doorstaan. Gesteld noch gebleken is dat de door de SNCU van Axidus2 gevorderde forfaitaire schadevergoeding in de onderhavige omstandigheden die toetsing niet doorstaat.
De forfaitaire schadevergoeding, die volgens het beleid van de SNCU maximaal € 100.000,-- kan bedragen, is verschuldigd als een werkgever na ingebrekestelling gedurende 14 dagen volhardt in het niet-naleven van de CAO. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat de forfaitaire schadevergoeding – die inderdaad als boete in de zin van artikel 6:91 BW is aan te merken – een sanctie is op vertraging in de nakoming van de verplichtingen uit de CAO jegens de SNCU en daarom aan het alsnog vorderen van de naleving van de CAO niet in de weg staat.
grief Xover de beperkte matiging van de forfaitaire schadevergoeding door de kantonrechter, namelijk ‘slechts’ tot € 25.000,--. Ter onderbouwing van haar stelling dat er verdergaand gematigd zou moeten worden herhaalt Axidus2 verschillende argumenten die hiervoor al aan de orde zijn gekomen. Deze argumenten, evenals de stelling dat zij – onder inroeping van art 6 EVRM – eerst het oordeel van de rechter over de door de SNCU gestelde materiële benadeling zou moeten kunnen afwachten alvorens (zo nodig) tot naleving van de CAO over te gaan, baten Axidus2 niet. Waar Axidus2 de CAO in de onderzoeksperiode – nu ook naar het oordeel van het hof – niet heeft nageleefd én zij de termijn die haar is gesteld om de CAO alsnog na te leven ongebruikt heeft laten verstrijken, is zij de door de SNCU bepaalde ‘forfaitaire schadevergoeding’ verschuldigd. Omstandigheden die tot de conclusie voeren dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging eist, laat staan verdere matiging, zijn gesteld noch gebleken.
Bij de beoordeling van het incidentele beroep dat de SNCU heeft ingesteld, komt het hof op dit onderwerp (het matigen van de opgelegde boete) terug.
grief XI, op het standpunt dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de forfaitaire schadevergoeding. Die klacht is, in het licht van het bepaalde in artikel 6:119 lid 1 BW, vergeefs voorgedragen. Er is immers sprake van vertraging in de voldoening van een geldsom (zijnde de forfaitaire schadevergoeding).
Axidus2 verzet zich in grief XI ook tegen de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De toelichting lijkt te zijn gebaseerd op de aanname dat de kantonrechter Axidus2 heeft veroordeeld tot voldoening van buitengerechtelijke kosten. Gezien het door de kantonrechter in r.o. 2.8 in het vonnis van 31 augustus 2012 overwogene berust dit op een misverstand.
Verder oordeelt het hof, in reactie op onder grief XI gevoerd verweer ook nog dat de kantonrechter, bij gebreke van gestelde of gebleken omstandigheden die tot een ander oordeel aanleiding gaven, het vonnis van 31 augustus 2012 uitvoerbaar bij voorraad heeft kunnen verklaren.
grief XIIstelt Axidus2 aan de orde dat de kantonrechter heeft geoordeeld zonder bewijs op te dragen. Een concrete klacht bevat de grief echter niet. Dat laatste geldt ook voor
grief XIII.
Beoordeling van het incidenteel appel
grief 1maakt de SNCU bezwaar tegen de matiging van de gevorderde forfaitaire schadevergoeding van € 100.000,--. In het beleid van de SNCU is, naar zij betoogt, matiging eerst mogelijk in uitzonderlijke situaties, maar niet in een geval als dit waarin nu al jarenlang de CAO (althans voor wat betreft de onderzoeksperiode) niet is nageleefd en toepasselijkheid van de CAO wordt bestreden. Bovendien heeft de kantonrechter, zo betoogt de SNCU, kennelijk voorwaardelijk willen matigen, namelijk onder de voorwaarde dat Axidus2 alsnog de CAO over de onderzoeksperiode zou naleven, maar in het dictum heeft de kantonrechter deze koppeling niet verwerkt.
De grief van de SNCU treft doel. De gevorderde veroordeling tot betaling van de gehele ‘forfaitaire schadevergoeding’ van € 100.000,--, verhoogd met de wettelijke rente, is onverkort toewijsbaar.
grief 2de afwijzing van de vordering betreffende buitengerechtelijke kosten; zij stelt in hoger beroep dat zij onderzoek heeft laten doen door VRO naar de (niet-) naleving van de CAO door Axidus2, welke kosten € 1.725,--bedragen. Zij wijst er op dat medewerkers van de SNCU veel tijd aan het dossier Axidus2 hebben besteed en er correspondentie is gevoerd, ook door haar raadsman, ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter, gegeven de ruimte die hem toekomt bij het oordeel over de proceskosten, in redelijkheid tot dit oordeel kunnen komen. De onjuistheden in (de producties behorende bij) de dagvaarding, die de SNCU bij repliek heeft gerepareerd, hebben enige ruis veroorzaakt in de bepaling van de standpunten van partijen. Hoewel de SNCU kan worden nagegeven dat de inhoud van de conclusie van repliek in zekere mate los staat van de redresseringen in die conclusie, is het oordeel van de kantonrechter te billijken. Deze grief strandt daarom.
Gewijzigde eis in het incidenteel appel
Naar het oordeel van het hof heeft Axidus2 dit praktische probleem, in ieder geval ten dele, over zichzelf afgeroepen door tot nu toe te volharden in haar weigering de CAO alsnog na te leven en ook geen moeite te doen contact te leggen met haar werknemers die in dienst waren in de onderzoeksperiode. Niettemin valt, onder deze omstandigheden, te voorzien dat partijen in een volgend (executie-)geschil verwikkeld zullen raken als de primair gevorderde veroordeling zal worden uitgesproken.
De gelden die de SNCU ontvangt (en niet alsnog zal voldoen aan de benadeelde werknemers van Axidus2) zullen, zo heeft zij tijdens het pleidooi toegelicht, worden toegevoegd aan de middelen van de SNCU waaruit haar activiteiten op grond van de CAO worden gefinancierd. Ongerechtvaardigde verrijking, waarvan in de ogen van Axidus2 sprake zou zijn, is er reeds niet omdat de grond voor de voldoening van de “aanvullende schadevergoeding” betaling gevonden wordt in de CAO.
Slotsom in het principaal en in het incidenteel appel
€ 1.785,-- (BTW inbegrepen) zullen, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, worden toegewezen. Deze veroordelingen zal het hof uitvoerbaar bij voorraad verklaren, dit in overeenstemming met de vordering zoals deze in eerste instantie luidde.
De veroordeling tot nakoming van de CAO door betaling van € 1.005.407,-- aan haar benadeelde (ex-)werknemers, althans aan de SNCU, met de modaliteiten zoals in het dictum op te nemen, zal het hof niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren nu dit door de SNCU niet gevorderd is.
€ 7.246,-. Bij de bepaling van de hoogte van het geliquideerd tarief is er rekening mee gehouden dat in deze zaak is gepleit tegelijk met het pleidooi in de zaak met zaaknummer 200.104.359.
In het incidenteel appel worden de kosten aan de zijde van de SNCU tot aan deze uitspraak begroot op
€ 4.580,-wegens salaris advocaat (1 punt x tarief VIII).
Uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling in appel is niet verzocht door de SNCU en wordt daarom niet uitgesproken.