1.5.Endless Holding heeft de aandelen in Westland doorverkocht en –geleverd aan mevrouw Kock.
2. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg de veroordeling van [echtpaar] gevorderd tot betaling van € 10.000,- plus rente en kosten. [geïntimeerde] heeft daartoe aangevoerd dat [echtpaar] zich in de overnameverklaring van 23 februari 2011 hoofdelijk heeft verbonden om de huurachterstand van € 10.000,- aan haar te voldoen. [echtpaar] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. Bij tussenvonnis van 23 augustus 2012 heeft de kantonrechter overwogen dat sprake is van een door [geïntimeerde] aanvaard derdenbeding ten gunste van [geïntimeerde], dat schriftelijk is vastgelegd in de overnameverklaring. Het verweer van [echtpaar] dat de aandelen zijn doorverkocht en dat zij daarom niet meer tot betaling aan [geïntimeerde] is gehouden, is door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter heeft [echtpaar] vervolgens opgedragen te bewijzen de juistheid van haar stelling dat [geïntimeerde] de huurschuld van € 10.000,- mondeling aan haar heeft kwijtgescholden. Hierna zijn getuigen gehoord. Bij eindvonnis van 16 mei 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [echtpaar] het opgedragen bewijs niet heeft geleverd. [echtpaar] is hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de huurschuld van € 10.000,- plus buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. [echtpaar] is in de proceskosten veroordeeld.
4. Alleen [appellante] heeft appel ingesteld. Dit betekent dat de veroordeling van [echtgenoot] in stand blijft, ongeacht de uitkomst van dit appel.
5. Hoewel de appeldagvaarding geen melding maakt van het tussenvonnis, blijkt uit de grieven dat deze zich mede richten tegen hetgeen bij het tussenvonnis is overwogen en beslist.
6. Het hof leidt uit de stukken (zie met name inleidende dagvaarding onder 4 jo. conclusie van antwoord onder 2 jo. tussenvonnis r.o. 4.2.) af dat de gang van zaken als volgt is geweest:
- De heer [A] (bestuurder van DPH, op haar beurt bestuurder/enig aandeelhouder van Westland) heeft [geïntimeerde] verzocht om kwijtschelding van de huurschuld van Westland tot en met februari 2011. [geïntimeerde] heeft deels in dit verzoek bewilligd, namelijk voor zover de schuld meer dan € 10.000,- bedroeg. In ruil voor deze gedeeltelijke kwijtschelding heeft [A]/DPH zich persoonlijk voor de restschuld verbonden. Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken neemt het hof aan dat Westland zelf, als huurster, ook aansprakelijk bleef.
- [A]/DPH wilde vervolgens van de aandelen in Westland af en daarmee ook van zijn/haar persoonlijke aansprakelijkheid voor de huurschuld. [geïntimeerde] had niets te maken met de aandelenoverdracht en stond daar volledig buiten, maar [A]/DPH had wel toestemming nodig van [geïntimeerde] om ontslagen te worden uit zijn/haar persoonlijke gebondenheid voor de huurschuld. [geïntimeerde] heeft deze toestemming gegeven, onder de voorwaarde dat [echtpaar] de persoonlijke gebondenheid van [A]/DPH zou overnemen (zie tussenvonnis 4.2.: “[echtpaar] leken goed voor hun geld”, aldus [geïntimeerde] kennelijk ter comparitie in eerste aanleg).
- De overnameverklaring met daarin de onder 1.3. geciteerde bepalingen is vervolgens ondertekend, door [A], namens DPH, enerzijds en [echtpaar] anderzijds.
- Hierna zijn de aandelen echter niet overgedragen aan [echtpaar], maar aan Endless Holding, van welke vennootschap [echtgenoot] bestuurder is (zie hierboven onder 1.4.). Uit de inhoud van de leveringsakte leidt het hof af dat [echtpaar] nooit eigenaar is geweest en dat, anders dan [geïntimeerde] stelt, alleen sprake is geweest van doorverkoop, niet van doorlevering.
7. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] onvoldoende (gemotiveerd) betwist dat de hierboven onder 1.3. geciteerde bepalingen uit de overnameverklaring een derdenbeding behelsden ten gunste van [geïntimeerde], inhoudende dat [echtgenoot] en haar man (in beginsel, zie hieronder in r.o. 8) hoofdelijk aansprakelijk zouden zijn voor de huurschuld van Westland ter hoogte van € 10.000,-. De stelling van [appellante] dat de overnameverklaring slechts bedoeld was om inzichtelijk te maken welke schulden de vennootschap op dat moment had en dat zij en haar man door bedoelde bepalingen slechts de verplichting op zich hadden genomen om zich ervoor in te spannen dat de vennootschap de schulden zou betalen, overtuigt niet. De tekst “
verder neemt koper over van verkoper (….) een crediteurensaldo (…)”is niet te begrijpen als het alleen zou gaan om de schulden van de
vennootschap.Zoals [appellante] terecht zelf opmerkt (MvG 20) werden door de aandelenovername de rechten en plichten van Westland immers niet gewijzigd. Uit voormelde tekst blijkt dan ook dat het gaat om schulden waartoe aandeelhouder DPH (“verkoper”) zich zèlf verbonden had; het is deze persoonlijke gebondenheid die door [echtgenoot] en haar man (“koper”) is overgenomen. Dit verklaart ook dat [geïntimeerde] – die zoals gezegd als verhuurder van Westland in beginsel geheel buiten de aandelenoverdracht stond en voor wie Westland contractspartij bleef – in kennis is gesteld van de overnameverklaring en dat haar om toestemming is gevraagd. Dat dit laatste is gebeurd, is door [appellante] niet weersproken.
8. Hiermee is de zaak echter nog niet definitief beslecht. Uit de toelichting op de eerste en (met name) de tweede grief, gelezen in samenhang met de stellingen van [echtpaar] in eerste aanleg, leidt het hof af dat [appellante] (subsidiair) betoogt dat de in de overnameverklaring vermelde persoonlijke aansprakelijkheid van haar en haar man onlosmakelijk verbonden was met het op dat moment bestaande voornemen om de aandelen in Westland in eigendom over te nemen en dat het in elk geval dus niet de bedoeling was dat zij en haar man óók persoonlijk aansprakelijk zouden zijn voor de restschuld van Westland als die voorgenomen aandelenoverdracht niet zou plaatsvinden. [appellante] stelt met andere woorden dat sprake was van een
voorwaardelijkeaanvaarding van persoonlijke aansprakelijkheid. Volgens [appellante] was deze bedoeling kennelijk evident, en dus ook duidelijk voor [geïntimeerde]. Zij stelt voorts dat zij en haar man nooit eigenaar zijn geworden van de aandelen omdat deze door DPH rechtstreeks aan Endless Holding zijn geleverd. [geïntimeerde] daarentegen, zo begrijpt het hof, stelt dat [appellante] en haar man de persoonlijke aansprakelijkheid onvoorwaardelijk hebben aanvaard en dat zij bovendien wel eigenaar zijn geweest van de aandelen, omdat sprake is geweest van doorlevering.
9. Het hof volgt [appellante] in haar hierboven omschreven standpunt. Het gaat hier om een uitleg van het derdenbeding, bij welke uitleg het niet alleen aankomt op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van het beding, maar ook op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan dat beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zogenaamde Haviltex-formule). Met [appellante] is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] redelijkerwijs moest begrijpen dat de persoonlijke aansprakelijkheid onlosmakelijk verbonden was met de voorgenomen aandelenoverdracht. Voor [appellante] en haar man was er immers geen enkele reden om in te stemmen met die persoonlijke aansprakelijkheid als zij die aandelen niet in eigendom zouden krijgen. [geïntimeerde] kon daar dan ook in redelijkheid niet van uit gaan. Anders dan [geïntimeerde] is het hof voorts van oordeel dat van doorlevering geen sprake is geweest. Uit de onder 1.4. vermelde leveringsakte blijkt dat de aandelen door DPH (vertegenwoordigd door [A]) rechtstreeks zijn geleverd aan Endless Holding (vertegenwoordigd door [echtgenoot]). De onder 8 bedoelde voorwaarde is dan ook niet in vervulling gegaan.
10. De conclusie luidt dat de vordering op grond van het derdenbeding niet slaagt.
11. Het hof laat in het midden of [geïntimeerde] een vordering heeft op (naast Westland) andere (rechts)personen, zoals bijvoorbeeld [A] of Endless Holding en zo ja, op welke grondslag. Deze (rechts)personen zijn immers geen partij in dit geding.
12. Uit het voorgaande volgt dat het appel slaagt. Dit betekent dat [appellante] geen belang heeft bij een bespreking van de overigens door de grieven aan de orde gestelde kwesties (wel/geen kwijtschelding van de restschuld van € 10.000,-; wel/geen hoofdelijke aansprakelijkheid; wel/geen wettelijke handelsrente en met ingang van wanneer en wel/geen sprake van buitengerechtelijke kosten die voor vergoeding in aanmerking komen). Het bestreden eindvonnis zal worden vernietigd, voor zover dit is gewezen tussen [geïntimeerde] en [appellante]. In zoverre opnieuw rechtdoend, zal het hof de vorderingen jegens [appellante] afwijzen. Nu het tussenvonnis geen voor executie vatbare beslissingen inhoudt, zal het hof dienaangaande niets opnemen in het dictum.
13. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerde] in de proceskosten van [appellante] wordt veroordeeld. Op vordering van [appellante] zal [geïntimeerde] tevens worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [appellante] reeds ter voldoening van het bestreden eindvonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling. Conform de vordering van [appellante] zullen de veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.