1.5.Bij brief van 31 oktober 2011, gericht aan W.R. Onderhoud, heeft [appellanten] de overeenkomst ontbonden.
2. [appellanten] heeft in eerste aanleg gevorderd:
- i) een verklaring voor recht dat de overeenkomsten tussen partijen zijn ontbonden;
- ii) de hoofdelijke veroordeling van W.R. Onderhoud, Minturn Ltd. en [geïntimeerde 1] tot terugbetaling van € 32.845,56 ter uitvoering van de door de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis;
- iii) de hoofdelijke veroordeling van W.R. Onderhoud, Minturn Ltd. en [geïntimeerde 1] tot betaling van € 57.825,94 – zijnde de gemiddelde aanneemkosten voor herstel en vernieuwing van de opgedragen werkzaamheden (€ 90.671,50) minus de ongedaanmakingsverplichting (€ 32.845,56) – te voldoen bij wijze van vergoeding van de gevolgschade dan wel aanvullende schadevergoeding, en tot betaling van de overige schade, vast te stellen in een schadestaatprocedure;
- iv) de hoofdelijke veroordeling van W.R. Onderhoud, Minturn Ltd. en [geïntimeerde 1] tot vergoeding van a) de buitengerechtelijke kosten ad € 5.000,- en b) de deskundigenkosten ad € 357,-;
- v) de hoofdelijke veroordeling van voornoemde partijen in de proceskosten en de nakosten.
De vorderingen jegens [geïntimeerde 1] en Minturn Ltd. heeft [appellanten] gebaseerd op onrechtmatige daad. Volgens Dijkman zijn [geïntimeerde 1] en Minturn Ltd. als feitelijk leidinggevende respectievelijk bestuurder náást W.R. Onderhoud aansprakelijk voor de door de wanprestatie en daaropvolgende ontbinding geleden schade.
3. W.R .Onderhoud, Minturn Ltd. en [geïntimeerde 1] zijn wel in het geding in eerste aanleg verschenen, maar hebben geen conclusie van antwoord genomen.
4. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat de overeenkomsten tussen [appellanten] en W.R. Onderhoud ontbonden zijn. Ook de overige vorderingen van [appellanten] zijn jegens W.R. Onderhoud toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank de buitengerechtelijke kosten heeft beperkt tot een forfaitair bedrag van € 1.788,-. De vorderingen tegen Minturn Ltd. en [geïntimeerde 1] zijn afgewezen, omdat zij geen partij waren bij de gesloten overeenkomsten, respectievelijk omdat [appellanten] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende had gesteld om te kunnen oordelen dat W.R. Onderhoud geen verhaal zal bieden voor de ten gevolge van de wanprestatie door [appellanten] geleden schade en dat [geïntimeerde 1] en Minturn Ltd. dit wisten of redelijkerwijs hebben horen te begrijpen.
5. [appellanten] heeft drie grieven geformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank. Uit (de toelichting op) deze grieven, gelezen in samenhang met het petitum van de appeldagvaarding, begrijpt het hof dat [appellanten] wenst dat de hierboven weergegeven vorderingen sub (ii) tot en met (v) alsnog integraal worden toegewezen jegens alle door haar in eerste instantie gedagvaarde partijen en dat het feit dat vorderingen sub (iii) en sub (iv) b niet expliciet worden herhaald aan het slot van haar memorie van grieven dus op een vergissing berust.
Van een vermeerdering van eis, zoals gesuggereerd wordt in de toelichting op grief 2, is geen sprake: ook in eerste aanleg werd immers al de veroordeling gevorderd van [geïntimeerde 1] tot terugbetaling van € 32.845,56 (vordering sub (ii)).
6. Grief 3 richt zich specifiek tegen de veroordeling van W.R. Onderhoud tot betaling van slechts € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten. W.R. Onderhoud is echter niet gedagvaard in appel, zodat de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van W.R. onderhoud niet in appel ter beoordeling voorliggen.
7. Het hof zal zich dus uitsluitend buigen over de vorderingen jegens [geïntimeerde 1] en Minturn Ltd. Het hof overweegt ambtshalve dat de Nederlandse rechter ten aanzien van de vorderingen van [appellanten] jegens Minturn Ltd. op grond van artikel 24 van Brussel I (verordening (EG) nr. 44/2001) bevoegd is, nu Minturn Ltd. in eerste aanleg is verschenen en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet heeft betwist.
8. De toepasselijkheid van het Nederlandse recht staat in appel niet ter discussie.
8. De vordering van [appellanten] jegens Minturn Ltd. zal het hof toewijzen met aanvulling van de rechtsgrondslag. Op grond van artikel 19 lid 1 WvK zijn beherende vennoten van rechtswege hoofdelijk verbonden voor alle schulden van hun commanditaire vennootschap. Dit betekent in het onderhavige geval dat het Britse Minturn Ltd. als beherend vennoot aansprakelijk is voor alle schulden van de Nederlandse commanditaire vennootschap W.R. Onderhoud. Dat Minturn Ltd. mogelijk reeds ontbonden is, doet aan de aansprakelijkheid niet aan af.
9. Voor de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde 1] als feitelijk leidinggevende/volledig gevolmachtigde en tevens bestuurder van de beherend vennoot naast W.R. Onderhoud aansprakelijk is voor de geleden schade, zal het hof aansluiting zoeken bij het criterium voor de aansprakelijkheid van bestuurders van een besloten vennootschap. Degene die als bestuurder of feitelijk leidinggevende van een besloten vennootschap namens die vennootschap heeft gehandeld kan op grond van onrechtmatige daad voor de schulden van de besloten vennootschap aansprakelijk worden gehouden, indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (zie o.a. HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 en HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1204). Hiervan kan sprake zijn indien de bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. 10. [appellanten] voert, onder verwijzing naar het rapport van Nobel (productie 1 [appellanten] in hoger beroep), aan dat W.R. Onderhoud geen verhaal biedt voor de vorderingen van [appellanten] op W.R. Onderhoud. In de stellingen van [appellanten] kan voorts (met enige welwillendheid) worden ingelezen dat [appellanten] tevens betoogt dat [geïntimeerde 1] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten wist althans redelijkerwijs moet hebben begrepen dat W.R. geen verhaal zou bieden voor die vorderingen. [appellanten] ziet er daarbij echter aan voorbij dat W.R. Onderhoud zich jegens [appellanten] destijds contractueel verbonden heeft tot de uitvoering van aannemingswerkzaamheden en níet tot betaling van een geldsom. [appellanten] heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat [geïntimeerde 1] bij het aangaan van de overeenkomsten reeds wist dan wel redelijkerwijs moet hebben begrepen dat W.R. Onderhoud toerekenbaar tekort zou schieten in de nakoming van de aannemingswerkzaamheden. Weliswaar was de kwaliteit van het werk in de ogen van de deskundige van [appellanten] dermate ondeugdelijk dat [appellanten] de aanbouw weer heeft laten afbreken, en is de wijze van behandeling van de klachten door [geïntimeerde 1] niet zoals een professioneel aannemer betaamt, doch [appellanten] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [geïntimeerde 1] persoonlijk aansprakelijk is voor deze toerekenbare tekortkomingen van W.R. Onderhoud. Volledigheidshalve voegt het hof daaraan toe dat het feit dat bij oprichting van W.R. Onderhoud slechts € 250,- is ingebracht, niet in strijd met de wet is en bovendien door een ieder kan worden nagegaan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Mede gelet op het voorgaande, en anders dan [appellanten] meent, is ook dit gegeven dan ook onvoldoende om de stelling te kunnen dragen dat [geïntimeerde 1] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, als hierboven in r.o. 9 bedoeld. [appellanten] heeft overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd die leiden tot de conclusie dat [geïntimeerde 1] persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden, naast W.R. Onderhoud, voor de vorderingen van [appellanten]
13. De slotsom is dat het appel slaagt voor zover het de vorderingen jegens Minturn Ltd. betreft en dat het appel faalt voor het overige. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover dit is gewezen tussen [appellanten] enerzijds en Minturn Ltd. anderzijds en het hof zal in zoverre opnieuw recht doen als hierna te melden. Bij deze uitkomst past dat Minturn Ltd. in de proceskosten van Dijkmans c.s. zal worden veroordeeld, waaronder begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft (HR 19 maart 2010, LJN: BL1116)). Ingevolge artikel 237, derde lid, Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. Het hof overweegt volledigheidshalve dat voor zover de veroordelingen van W.R. Onderhoud (op basis van het bestreden en in zoverre te bekrachtigen vonnis) respectievelijk Minturn Ltd. (op basis van dit arrest) elkaar overlappen, hoofdelijk zijn, zodat de één zal zijn bevrijd voor zover de ander zal hebben betaald.
14. Nu het appel faalt in de relatie tot [geïntimeerde 1], zal [appellanten] in de proceskosten van [geïntimeerde 1] in appel worden veroordeeld, welke kosten – nu [geïntimeerde 1] in appel niet is verschenen – op nihil worden gesteld.
- vernietigt het bestreden vonnis voor zover dit is gewezen tussen [appellanten] enerzijds en Minturn Ltd. anderzijds;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Minturn Ltd. hoofdelijk tot betaling aan [appellanten] van
1) een bedrag van € 32.845,56 (ongedaanmakingsverbintenis),
2) een bedrag van € 57.825,94 (schadevergoeding),
3) de overige door [appellanten] geleden schade als gevolg van het feit dat geen nakoming, maar ontbinding van de overeenkomsten heeft plaatsgevonden,
4) een bedrag van € 1.788,- (buitengerechtelijke kosten), en
5) een bedrag van € 357,- (deskundigenkosten);
- veroordeelt Minturn Ltd. in de proceskosten aan de zijde van [appellanten], in eerste aanleg tot aan 15 augustus 2012 begroot op € 918,64 aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige, voor zover in appel aan het hof ter beoordeling voorgelegd;
- veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van [geïntimeerde 1] in hoger beroep, welke kosten bepaald worden op nihil;
- veroordeelt Minturn Ltd. in de proceskosten van [appellanten] in appel, tot op heden begroot op € 765,17 aan verschotten en € 1.631,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, M.E. Honée en M.W.D. van der Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015 in aanwezigheid van de griffier.