Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 december 2015
[appellante],
Het geding
Bij brieven van 17 en 22 november 2015 zijn namens [appellante] nadere producties aan het hof toegezonden.
De beoordeling van het hoger beroep
Vaststaat dat de sollicitatieplicht tijdens de verlenging onverkort van toepassing was. [appellante] heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat zij (geheel of gedeeltelijk) niet in staat was om te solliciteren. De afspraak dat [appellante] de behandelrapportage van Bouman GGZ zou overleggen is zij niet nagekomen. Dat haar ter zake geen verwijt treft is niet aannemelijk geworden. Door [appellante] zijn evenmin andere stukken overgelegd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat zij niet in staat was om te solliciteren. Hiervan uitgaande is [appellante] ook gedurende de verlenging tekortgeschoten in de nakoming van haar sollicitatieverplichting, nu zij slechts tien sollicitatiebewijzen aan de bewindvoerder heeft verstrekt.
Gedurende de verlenging heeft [appellante] geen afbetalingsregelingen getroffen voor de nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis en Evides (beide circa € 1.900,-). Volgens [appellante] zou een medewerkster van Bouman GGZ de schuldeisers verzocht hebben de schulden kwijt te schelden of tijdelijk te bevriezen, maar is hier door ziekte van de desbetreffende medewerkster geen vervolg aan gegeven. [appellante] heeft zelf geen actie ondernomen. Naar het oordeel van de rechtbank treft [appellante] ter zake een verwijt, zowel omdat zij zich zelf onvoldoende heeft ingespannen om regelingen te treffen, maar ook omdat zij geen maatregelen heeft getroffen om in de afgelopen periode haar eigen inkomen te genereren. Daardoor heeft zij geen afloscapaciteit en loopt de schuld aan het Zilveren Kruis op. De omstandigheid dat [appellante] mogelijk in de toekomst enig inkomen zou kunnen genereren laat onverlet dat zij in de afgelopen periode ernstig en verwijtbaat tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen.
Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] met de verlenging een laatste kans is geboden om alsnog de schone lei te verdienen. Deze kans heeft zij niet benut, althans zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar ter zake geen verwijt treft. Zij heeft aldus geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding. Daarom heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de looptijd van de regeling nogmaals te verlengen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [appellante] niet alleen door de bewindvoerder meerdere malen is gewaarschuwd, maar ook door de rechtbank en het hof is gewezen op het belang van het aanzuiveren van haar tekortkomingen.
Hoewel uit de rapportage van Bouman GGZ van 26 oktober 2015 blijkt dat [appellante] een ernstige depressieve stoornis en psychische problemen ondervindt, blijkt hieruit niet dat [appellante] in het geheel niet in staat is werkzaamheden te verrichten of niet zou kunnen solliciteren naar betaald passend werk, al dan niet in deeltijd. Ook het gegeven dat [appellante] ter zitting verklaard heeft dat zij als zelfstandig kapster werkzaamheden wil gaan verrichten, wijst er niet op dat zij geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. [appellante] was op de hoogte van de mogelijkheid om bij de rechter-commissaris een verzoek in te dienen voor vrijstelling van de sollicitatieplicht, maar heeft daartoe niet tijdig medische stukken ingediend, waaruit haar gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zou kunnen blijken.