Verdere beoordeling van het hoger beroep
1. In zijn tussenarrest van 24 februari 2015 heeft het hof geoordeeld dat de grieven 2 tot en met 4 terecht waren voorgesteld, nu uit het rapport van [X] niet kan worden afgeleid op basis van welke waarnemingen [X] kennelijk heeft geconcludeerd dat het noordelijke dakvlak als gevolg van de hagelbui niet zodanig beschadigd was dat het behoefde te worden vervangen. Daarmee lijdt dit rapport naar het oordeel van het hof aan een zodanig ernstig gebrek dat gebondenheid van [appellant c.s.] daaraan vooralsnog naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
2. Het hof heeft vervolgens overwogen dat uit het rapport van [X] blijkt dat hij een gedegen onderzoek heeft gedaan aan het dak, en dat (de experts van) beide partijen in de gelegenheid zijn geweest om hun standpunten naar voren te brengen. Het hof heeft daarin gerede aanleiding gezien om [X] in de gelegenheid te stellen zijn bindend advies nader te motiveren, en heeft daartoe een zitting gelast tot het verstrekken van een nadere mondelinge toelichting door [X] op zijn rapport. In afwachting daarvan heeft het hof zijn eindoordeel over de al dan niet vernietiging van het bindend advies aangehouden.
3. [X] heeft zijn bindend advies ter zitting van 18 mei 2015 mondeling nader toegelicht. Hij heeft – kort en zakelijk samengevat – verklaard dat hij het onderzoek heeft uitgevoerd vanuit het bakje van een hoogwerker, waarin (blijkens diens verklaring ter zitting) ook de zoon van [appellant c.s.] zat. Hij heeft alle zijden van het dak bekeken en is er vrij dicht op geweest. Met name op het zuidelijke dakdeel heeft [X] een groot aantal beschadigingen van de asbest-cement houdende golfplaten waargenomen. Dit waren perforaties door de beplating heen, beschadiging van de coating of een inslag. Zodra hij beschadigingen ziet legt hij ze vast met een fotocamera. Aan de noordzijde van het dak heeft hij echter geen noemenswaardige beschadigingen waargenomen. Als hij één beschadiging had gezien op het noordelijke dakvlak, dan zou hij daar zeker een close-up foto van hebben gemaakt, maar een dergelijke beschadiging heeft hij niet gezien. Als gevolg van de hagel zal vast mos van het dak af zijn geslagen, maar dat is nog niet voldoende om te spreken van een beschadiging, daarvoor is nodig dat ook het asbest is beschadigd. De doorzichtige golfplaten in het dak waren wel aan zowel de zuidkant als de noordkant van het dak beschadigd, maar dit materiaal is veel minder sterk dan asbest-cement houdende golfplaten. De hagelbui kwam uit het zuiden en is loodrecht op het zuidelijke dakvlak gekomen, waardoor het noordelijke dakvlak veel minder van de hagelbui te lijden had. [X] heeft verklaard dat hij best gelooft dat er een paar beschadigingen aan het noordelijke dakvlak geweest zullen zijn, maar die waren in elk geval dermate minimaal dat hij ze niet heeft opgemerkt en vastgelegd. In reactie op aan hem getoonde foto’s van het dak die gemaakt zijn door het bureau Huipen en door de deurwaarder heeft [X] geantwoord dat op sommige van deze foto’s inderdaad beschadigingen van de coating te zien zijn, maar dat hij deze beschadigingen zelf niet heeft waargenomen en hij ook niet weet of dit inderdaad foto’s zijn van het noordelijke dakvlak.
4. Het hof acht de toelichting van [X] duidelijk en overtuigend. [X] heeft een gedegen en zorgvuldig onderzoek uitgevoerd met behulp van een hoogwerker, waarbij ook de zoon van [appellant c.s.] in het bakje van de hoogwerker zat, maar heeft daarbij alleen beschadigingen waargenomen aan de asbest-cement houdende golfplaten van het zuidelijke dakvlak. Van de beschadigingen die hij heeft waargenomen heeft hij close-up foto’s gemaakt, maar aangezien hij geen beschadigingen heeft waargenomen aan het noordelijke dakvlak heeft hij van dit dakvlak ook geen close-up foto’s gemaakt. Deze toelichting vormt een afdoende motivering en onderbouwing van de conclusie van [X] in zijn rapport dat het noordelijke dakvlak als gevolg van de hagelbui niet zodanig beschadigd was dat het behoefde te worden vervangen. Het hof is van oordeel dat [X] met zijn mondelinge toelichting alsnog voldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij tot zijn bevindingen is gekomen.
5. Het verweer van [appellant c.s.] dat de door [X] gegeven toelichting tegenstrijdig is, wordt verworpen. Het hof is van oordeel dat de door [appellant c.s.] aangegeven tegenstrijdigheden, wat daarvan verder ook zij, onvoldoende zwaarwegend zijn om afbreuk te doen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [X] over zijn waarnemingen ter plaatse.
6. Het verweer van [appellant c.s.] dat uit de toelichting van [X] blijkt dat het ook voor hem onvoldoende duidelijk was wanneer een dak(vlak) dermate beschadigd is dat het moet worden vervangen, kan evenmin slagen nu [X] immers heeft verklaard dat hij in het geheel geen beschadigingen aan het noordelijk dakvlak heeft waargenomen.
7. [appellant c.s.] merkt voorts op dat [X] op sommige van de aan hem getoonde foto’s van het bureau Huipen en van de deurwaarder wel beschadigingen aan het noordelijke dakvlak ziet. Het hof wijst er in dit verband op dat [X] daaraan heeft toegevoegd dat hij niet weet of dit inderdaad foto’s zijn van het noordelijke dakvlak, en dat hij deze beschadigingen zelf niet gezien heeft, terwijl hij denkt dat hij ze wel zou hebben waargenomen als ze er waren geweest. Vast staat dat [X] zorgvuldig en gedegen onderzoek heeft verricht, en dat hij – zoals hij heeft verklaard – zelf bij zijn inspectie aan het noordelijke dakvlak geen beschadigingen heeft waargenomen. Dat [X], gelet op zijn zorgvuldige onderzoek, een beschadiging over het hoofd heeft gezien acht het hof niet aannemelijk, te minder nu de zoon van [appellant c.s.] bij [X] in het bakje van de hoogwerker zat tijdens de inspectie van het dak, en [X] van elke beschadiging een close-up foto maakte. Echter, ook als [X] wel een beschadiging over het hoofd heeft gezien leidt dit niet tot een ander oordeel, aangezien dit enkele feit nog niet meebrengt dat gebondenheid van [appellant c.s.] aan het rapport van [X] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof wijst hierbij op de strenge maatstaf waaraan getoetst moet worden, zoals vermeld in r.o. 3 van het tussenarrest van 24 februari 2015.
8. Het verweer van [appellant c.s.] dat de verklaring van [X] dat asbest-cement houdende golfplaten veel sterker zouden zijn dan de lichtdoorlatende golfplaten onjuist is, kan evenmin slagen. Ook dit feit leidt, indien juist, nog niet tot de conclusie dat gebondenheid van [appellant c.s.] aan het rapport van [X] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
9. [X] heeft, in antwoord op een vraag van de zoon van [appellant c.s.], ter zitting nog verklaard dat hij de noordelijke kant van het dak van het kantoor wel als hagelschade in zijn rapport heeft opgenomen, omdat daarin lichtdoorlatende beplating was opgenomen die vervangen moest worden. Voor zover [appellant c.s.] hieruit afleidt dat ook volgens [X] het gehele noordelijke dakvlak vervangen moest worden omdat het louter vervangen van de lichtdoorlatende beplating, vanwege de wijze waarop de golfbeplating wordt gelegd, niet mogelijk is, mist dit verweer feitelijke grondslag nu [X] een dergelijke uitspraak niet heeft gedaan. Het hof wijst bovendien op de inleidende dagvaarding sub 4, waar [appellant c.s.] zelf stelt dat de lichtdoorlatende beplating al in juni 2009 met akkoord van de expert van Allianz is vervangen.
10. Het motiveringsgebrek in het rapport van [X] is met de nadere mondelinge toelichting hersteld. Hieruit vloeit voort dat [appellant c.s.] gebonden is aan het oordeel van [X] dat alleen het zuidelijke dakvlak als gevolg van hagelschade vervangen moest worden. Dit brengt mee ook de grieven 2 tot en met 4 niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Schadeloosstelling van de heer [X]
11. Na afloop van het verhoor van [X] heeft deze aan de raadsheer-commissaris opgegeven dat hij zijn inkomensderving in verband met het afleggen van deze verklaring begroot op een bedrag van € 750,- exclusief btw. Dit bedrag berust op het totaal aantal uren dat hij heeft moeten besteden in verband met het verhoor, vermenigvuldigd met zijn uurtarief. De raadsman van [appellant c.s.] heeft ter zitting hiertegen bezwaar gemaakt, aangezien het feit dat [X] ter zitting heeft moeten verschijnen voor het geven van een mondelinge toelichting op zijn rapport het gevolg is van een gebrek in dit rapport. De raadsheer-commissaris heeft, partijen gehoord, meegedeeld dat het hof hierover bij eindarrest een beslissing zal geven.
12. Het hof stelt voorop dat een getuige of deskundige, en derhalve ook [X], ingevolge artikel 182 Rv jo. 200 Rv in beginsel recht heeft op vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken om voor het hof te verschijnen voor het afleggen van een verklaring. Deze kosten komen (uiteindelijk) voor rekening van de verliezende partij. Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval van deze hoofdregel af te wijken, nu [X] gehouden was om voor het hof te verschijnen in een procedure die door [appellant c.s.] is aangespannen tegen Allianz. Het hof is echter van oordeel dat, nu de noodzaak tot het geven van een mondelinge toelichting door [X] op zijn rapport samenhangt met een gebrek in dit rapport, de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat [X] de daarmee gemoeide kosten voor een deel zelf draagt. Het hof zal daarom de schadeloosstelling van [X] vaststellen op een bedrag van € 375,- exclusief btw.
13. Nu alle grieven falen, zal het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigen. [appellant c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit hoger beroep. Hieronder zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. 14. Aangezien geen bewijs is aangeboden van feiten die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing, komt het hof niet toe aan bewijslevering.