8.6De schade die daar het gevolg van is, bedraagt € 34.000,--. bruto. Waar [werknemer] onbestreden gesteld heeft dat suppletie op de uitkering tot het bedrag dat hij aan salaris ontving € 1.535,34 bruto per maand bedraagt, komt een suppletie op de WW-uitkering van 18 maanden uit op een bedrag van (afgerond) € 27.640,--. Daarnaast stelt [werknemer] pensioenschade te hebben geleden. De werkgeversbijdrage in dit kader bedraagt onbetwist € 531,23 bruto per maand. Uitgaande van de door [werknemer] niet bestreden stelling van Heikade dat Leeuwesteins pensioenopbouw gedurende de eerste zes maanden van zijn werkeloosheid zonder kosten wordt voortgezet, komt de pensioenschade (over 12 maanden) uit op (afgerond) € 6.360,-- bruto. Suppletie en pensioenschade tezamen komen dan uit op het bedrag groot € 34.000,--. Dat [werknemer], naar inmiddels is gebleken, nog langer zonder werk zit (gezeten heeft) dan naar het oordeel van het hof ten tijde van de opzegging voorzienbaar was (met als gevolg dat de door [werknemer] geleden schade als gevolg van de beëindiging van de arbeidsrelatie ook groter is), speelt bij het bepalen van de [werknemer] toe te kennen vergoeding geen rol van betekenis, aangezien volgens vaste rechtspraak het bij de beoordeling van de kennelijke onredelijkheid gaat om de te verwachten gevolgen ten tijde van het ontslag. Dat de recessie zo lange tijd zou aanhouden was ten tijde van het [werknemer] gegeven ontslag niet voorzienbaar. Rekening houdend met de financiële situatie van Heikade en alle overige omstandigheden van het geval, bepaalt het hof de schadevergoeding uit kennelijk onredelijk ontslag op € 25.500,-- bruto.
9. De slotsom van al het voorgaande is dat de grieven doel treffen. Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd. Onderdeel a. van de door [werknemer] ingestelde vordering, te weten een verklaring voor recht dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, kan worden toegewezen. Onderdeel b. van die vordering zal worden toegewezen tot voormeld bedrag van € 25.500,-- bruto met rente.
Het hof ziet aanleiding Heikade te veroordelen in de kosten van de procedure van zowel de eerste aanleg als van het hoger beroep, nu [werknemer] op goede gronden een procedure is gestart. Dat het hof beduidend minder toewijst dan gevorderd is daarbij van ondergeschikt belang.
In de proceskostenveroordeling zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft; HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 1 mei 2014,
en opnieuw rechtdoende:
- a) verklaart voor recht dat de opzegging door Heikade van de arbeidsovereenkomst tussen partijen kennelijk onredelijk is als bedoeld in art. 7:681 BW (oud);
b) veroordeelt Heikade om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te voldoen een bedrag groot € 25.500,-- bruto, dit ten titel van schadevergoeding als bedoeld in art. 7:681 BW (oud), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Heikade in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [werknemer] tot op 1 mei 2014 begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd :
exploot : € 82,52 (excl. BTW);
vastrecht : € 448,--;
salaris gemachtigde : € 1.200,--;
- veroordeelt Heikade in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd:
exploot : € 83,71 (excl. BTW);
vastrecht : € 704,--;
salaris advocaat : € 2.235,--;
- bepaalt dat de proceskosten binnen veertien dagen na het wijzen van dit arrest dienen te worden voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente over die proceskosten verschuldigd wordt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, V. Disselkoen en C.J. Frikkee is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.