ECLI:NL:GHDHA:2015:2990

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
BK-15/00306
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een onroerende zaak en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze zaak gaat het om een geschil over de vastgestelde waarde van een woning in de gemeente [Z] voor het kalenderjaar 2014. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen aan [Y] te [Z], vastgesteld op € 270.000 op de waardepeildatum van 1 januari 2013. De belanghebbende, [X], heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2015 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning. Ze kwamen overeen dat de waarde op de waardepeildatum nader dient te worden vastgesteld op € 260.000. Daarnaast werd besloten dat de Heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 203,41, dient te vergoeden, evenals de griffierechten van in totaal € 168 die de belanghebbende had betaald voor de rechtbank en het hof.

Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de beschikking gewijzigd en de waarde van de woning vastgesteld op € 260.000. Tevens heeft het hof de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten en griffierechten aan de belanghebbende. De uitspraak is op 7 oktober 2015 in het openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00306

uitspraak d.d. 7 oktober 2015

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de Heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 februari 2015, nummer SGR 14/9803 betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2013 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Y] te [Z] (hierna: de woning), voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 270.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (hierna: de aanslag) van de gemeente [Z] .
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 45. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 augustus 2015. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Beoordeling

3.1.
In geschil is of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld.
3.2.
Ter zitting zijn partijen, ter beëindiging van het geschil, overeengekomen dat de waarde van de woning op de waardepeildatum nader dient te worden vastgesteld op € 260.000, dat de Heffingsambtenaar veroordeeld dient te worden in de door belanghebbende gemaakte proceskosten van € 203,41 conform het door belanghebbende gedane verzoek en dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 45, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 123, in totaal derhalve € 168, dient te vergoeden.
3.3.
Het Hof sluit zich aan bij dit eenstemmige oordeel van partijen. In dit oordeel ligt besloten dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat moet worden beslist als hierna is vermeld.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- wijzigt de beschikking aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 260.000;
- vermindert de aanslag dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 203,41, en
- gelast de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 168 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, H.A.J. Kroon en J.E.H.M. Pinckaers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.G. Detweiler. De beslissing is op 7 oktober 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.