Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
C/09/487652 / KG ZA 15/579
1.[naam] , wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam]wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam] ,wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te [woonplaats] ,
[naam], wonende te Spijkenisse,
advocaat mr. M. Ichoh te Enschede,
1.de Staat der Nederlanden(Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Ministerie van Veiligheid en Justitie),zetelend te Den Haag,hierna te noemen: de Staat,2. het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen,gevestigd te Rijswijk,hierna te noemen: het CBR,geïntimeerden,tezamen te noemen: Staat c.s. (enkelvoud)advocaat mr. J. Bootsma te Den Haag.
Met verlof van het hof is de zaak behandeld als spoedappel.
De Hoge Raad heeft voorts overwogen (overweging 4.7):
“Met het oog op de strafzaken die inmiddels zijn afgedaan met een onherroepelijke veroordeling merkt de Hoge Raad nog op dat noch de (mogelijke) oplegging van het ASP en de daaraan ten grondslag liggende regelgeving noch het daarover in dit arrest gegeven oordeel kan worden aangemerkt als een voor herziening van een veroordeling door de strafrechter vereist (nieuw) “gegeven” als bedoeld in artikel 457, eerste lid onder c, Sv.”
“5.1. (…) Het is kennelijk de bedoeling van de wetgever dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd, in de gelegenheid blijft een motorrijtuig te besturen. In het bijzonder voor de betrokkene die voor zijn levensonderhoud in hoge mate afhankelijk is van het bezit van een rijbewijs, is dit van zwaarwegende betekenis geweest bij de weging door de wetgever van de gevolgen die voor betrokkenen aan het opleggen van een ASP verbonden zijn.
en derhalve onverbindend is. (…) Dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 131 en 132b van de Wegenverkeerswet 1994 (…) bewust heeft afgezien van de mogelijkheid om ruimte te laten voor een belangenafweging blijkt niet (…) De tekst van genoemde artikelen laat ruimte voor een regeling die rekening houdt met de uiteenlopende gevolgen van het ASP voor verschillende personen en situaties.
genoemde uitspraken betekenen niet dat het ASP nooit meer opgelegd zou mogen worden. Voorwaarde is dan wel dat eerst telkens een afweging kan worden gemaakt of oplegging van het ASP een evenredige maatregel is. Het is echter niet mogelijk om op korte termijn zo’n belangafweging in de regelgeving in te bouwen om aan de bezwaren van de Afdeling tegemoet te komen. (…) De werkzaamheden en de organisatie van het CBR zijn thans ingericht op het nemen van gebonden besluiten, waarbij het bestuursorgaan geen afwegingsvrijheid heeft.(…)Personen ten aanzien van wie het besluit tot oplegging van het ASP rechtens onaantastbaar was op of voor het tijdstip van de uitspraak van de Afdeling (…) van 4 maart jl.
- de Staat c.s. te verbieden gedragingen uit te (laten) voeren of besluiten te nemen of bestuursrechtelijk handhavend op te treden op grond van de artikelen 132 lid 2 WVW of artikel 97 lid 5 RR;
- de Staat c.s. te verbieden gedragingen uit te (laten) voeren of besluiten jegens eisers/appellanten te nemen of strafrechtelijk op te treden op grond van artikel 9 lid 9 WVW;
- de Staat c.s. te veroordelen binnen drie dagen in het rijbewijzenregister de aan eisers/appellanten opgelegde ASP-beperkingen weg te halen en in het alcoholslotregister de registratie te verwijderen danwel te registreren dat het ASP is beëindigd, en van een en ander mededeling te doen aan eisers/appellanten,
- alles op straffe van een dwangsom en met kostenveroordeling.
opleggingvan het ASP mogelijk maakte, geoordeeld dat de evenredigheid niet is gewaarborgd, maar is dit ook aan de orde bij de wettelijke bepalingen die het niet langer meewerken aan het ASP sanctioneren. Appellanten richten zich daarom tegen (de toepassing van) de artikelen 132 lid 2 WVW, 97 lid 5 RR en 9 lid 9 WVW, omdat deze artikelen onmiskenbaar onverbindend zijn waardoor het handelen van de Staat c.s. op basis daarvan onrechtmatig is. De handhaving of sanctionering vindt plaats door het opleggen van een nieuw besluit en/of nieuw strafvorderlijk handelen. Indien de Staat c.s. artikel 132 lid 2 WVW, artikel 97 lid 5 RR en artikel 9 lid 9 WVW blijft uitvoeren en handhaven, handelt hij onrechtmatig. De redenering van de Afdeling over artikel 17 van de Regeling is daarop één-op-één toepasbaar; indien haar voorgelegd, had de Afdeling dus op gelijke wijze de onverbindendheid daarvan vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft dit miskend. Van appellanten kan niet worden gevergd dat zij de onverbindende of buiten toepassing te laten bepalingen opzettelijk overtreden om daarmee een besluit tot ongeldigverklaring van hun 103-rijbewijs voor een periode van vijf jaar of een strafvorderlijke handhaving uit te lokken.
“voor die gevallen”[waarover hierna] in de Regeling de evenredigheid van de opgelegde maatregel onvoldoende gewaarborgd is, zodat (daarom) artikel 17 van de Regeling in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Niet in “alle gevallen”, maar alleen in “die gevallen” maken de ingrijpende gevolgen dat de ASP-oplegging onevenredig uitpakt.
(1.) gevallen waarin het opleggen van deelname aan het ASP neer komt op een ongeldigverklaring van het rijbewijs voor vijf jaar omdat het alternatief van het alcoholslot feitelijk niet bereikbaar is omdat de betrokkene redelijkerwijs niet in staat is om aan het ASP deel te nemen (hetzij omdat hij de kosten daarvan niet kan opbrengen, hetzij omdat hij niet in het bezit is van een auto, hetzij wegens (andere) bijzondere persoonlijke omstandigheden), en om
(2.) gevallen waarin de betrokkene bij deelname aan het ASP zijn baan verliest of dreigt te verliezen omdat hij voor het voorzien in zijn levensonderhoud in hoge mate afhankelijk is van het bezit van een geldig rijbewijs zonder beperking (bijvoorbeeld bij diegenen die voor de invulling van hun werkzaamheden noodzakelijkerwijs in verschillende auto’s danwel in een bedrijfsauto moeten rijden).
Dit brengt met zich dat het hof niet kan oordelen dat uitvoeringhandelingen of handhavingsbesluiten op grond van de artikelen 132 lid 2 WVW, 97 lid 5 RR en 9 lid 9 WVW jegens appellanten dusdanig onevenredig uit zullen pakken dat zij onrechtmatig zijn. Ook overigens kan niet geoordeeld worden dat toepassing van de betreffende (uitvoerings)regelingen/besluiten jegens appellanten onrechtmatig is. Hierbij neemt het hof nog het volgende in aanmerking:
ten hoogstevijf jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd. Een (veel) kortere periode dan vijf jaren (bijvoorbeeld een periode die bijna gelijk wordt aan die waarin de betrokkene het ASP reeds heeft uitgevoerd) is dus ingevolge de huidige regelgeving mogelijk. Dat het CBR wellicht tot op heden altijd de maximale termijn van vijf jaren hanteerde of dat de minister heeft aangegeven dat de werkzaamheden van het CBR thans zijn ingericht op het nemen van gebonden besluiten waarbij het bestuursorgaan geen afwegingsvrijheid heeft, doet aan de mogelijkheid (en plicht) tot een correcte belangenafweging niet af.