Uitspraak
Uitspraak d.d. 14 oktober 2015
[X] te [Z] , belanghebbende,
Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Oordeel van de rechtbank
Nationale wetgeving
mei 2010-31 december 2010: Verordening (EG) nr. 883/2004
a. de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht, of
b. indien hij niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont:
i) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, (…)”
moet zijn waar de Rijnvarende voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit de
nauwste banden mee onderhoudt;
het filiaal van de onderneming of vennootschap zich bevindt die het schip
daadwerkelijk exploiteert, beschouwd moet worden als de wetgeving waarmee
deze beroepsactiviteit het nauwst verbonden is, (…)
Artikel 1 DefinitiesVoor de toepassing van deze overeenkomst a) wordt onder het begrip ‘Rijnvarende’ een werknemer of zelfstandige verstaan, (…), die behorend tot het varend personeel zijn beroepsarbeid verricht aan boord van een schip dat met winstoogmerk in de Rijnvaart wordt gebruikt en dat is voorzien van het certificaat bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, (…) c) wordt onder de uitdrukking ‘de onderneming waartoe het schip behoort’ de onderneming of vennootschap verstaan die het betrokken schip exploiteert, ongeacht of deze eigenaar van het schip is of niet. Wanneer het schip door meerdere ondernemingen of vennootschappen wordt geëxploiteerd, dan geldt voor toepassing van deze overeenkomst als exploitant van het schip de onderneming of vennootschap die het schip daadwerkelijk exploiteert en die beslissingsbevoegd is in het bijzonder voor het economische en commerciële management van het schip. Voor de vaststelling van de onderneming zijn de op de Rijnvaartverklaring vermelde gegevens maatgevend.
(…)
Hof] opgenomen, blijkt dat de partijen die de Overeenkomst hebben gesloten daarmee hebben beoogd om op Rijnvarenden de wetgeving van de staat waar de zetel of het filiaal van de onderneming of vennootschap zich bevindt die het schip daadwerkelijk exploiteert, van toepassing te doen zijn. Nu dit ook reeds het geval was onder het (oude) Verdrag betreffende de Sociale Zekerheid van Rijnvarenden (Rijnvarendenverdrag), is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een wijziging van eisers sociale zekerheidspositie. Hoewel in formeel opzicht sprake is van een wetswijziging, verandert er in materieel opzicht immers niets. Van een wijziging van toepasselijke wetgeving ten nadele van eiser is dan ook geen sprake zodat schending van artikel 1 van het EP niet aan de orde is. De vraag of sprake is van een ‘fair balance’ tussen de betrokken belangen behoeft daarmee geen beantwoording meer zodat evenmin behoeft te worden beoordeeld of sprake is van een individuele en buitensporige last. Nu van een wijziging van wetgeving ten nadele van eiser geen sprake is, faalt eisers beroep op het rechtszekerheidsbeginsel eveneens.
Hof] 2009 is ingetrokken en eisers verzoek om vrijstelling van premieheffing volksverzekeringen betrekking heeft op de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, komt daaraan geen betekenis toe. Dat [B] niet als exploitant van het schip kan worden aangemerkt, volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts uit het feit dat het Luxemburgse scheepsregister, naar aanleiding van een uitspraak van 16 juni 2010 van het Luxemburgse Tribunal Administratif waarin is geoordeeld dat [B] niet als scheepsexploitant kan worden aangemerkt, in oktober 2011 alle Certificaten d'exploitant ten name van [B] heeft ingetrokken. Verder heeft het Centre Commun de la Sécurité Sociale op 19 december 2011 de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geïnformeerd dat [B] niet als scheepsexploitant kan worden aangemerkt, omdat [B] zich uitsluitend met het uitlenen van personeel heeft beziggehouden en de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het commerciële en economische management niet bij [B] ligt maar uitsluitend bij de eigenaar van het schip. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het schip niet voor rekening en risico van [B] werd geëxploiteerd.
Proceskosten
Beslissing
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.