ECLI:NL:GHDHA:2015:2857

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
200.141.974/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg servicecontract horeca-automatisering en de gevolgen van ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Rotown B.V. en Beverage Control Netherlands B.V. over de uitleg van een servicecontract voor horeca-automatisering en de eindafrekening daarvan. Rotown, een horecagelegenheid in Rotterdam, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin Beconet werd toegewezen in haar vorderingen tot betaling van openstaande rekeningen. Het hof heeft vastgesteld dat Beconet in 2001 tap-apparatuur aan Rotown heeft geleverd en dat er in 2002 een onderhoudscontract is gesloten. Rotown heeft de facturen tot medio 2010 voldaan, maar heeft vanaf juli 2010 problemen ondervonden met het kassa-automatiseringssysteem, wat leidde tot onbetaalde facturen.

Tijdens een bespreking op 10 februari 2011 is er een eindafrekening gemaakt, waarbij Beconet een bedrag heeft gecrediteerd aan Rotown. Beconet heeft vervolgens de kantonrechter verzocht Rotown te veroordelen tot betaling van € 12.871,32 wegens onbetaald gebleven rekeningen. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, maar Rotown heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beslissing.

Het hof heeft geoordeeld dat Rotown er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat het servicecontract ook betrekking had op de later geleverde kassa-apparatuur. Het hof heeft de grieven van Rotown gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Beconet werd in haar vorderingen afgewezen, en het hof heeft Beconet veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 20 oktober 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.141.974/01
Zaaknummer rechtbank : 2169222 \ CV EXPL 13-31144

Arrest van 20 oktober 2015

inzake

ROTOWN B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
principaal appellante,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: Rotown,
advocaat: mr. V.M. Weski te Rotterdam,
tegen

BEVERAGE CONTROL NETHERLANDS B.V., h.o.d.n. Beconet B.V.,

gevestigd te Almere,
geïntimeerde in principaal appel,
incidenteel appellante,
hierna te noemen: Beconet,
advocaat: mr. M.G. Hees te Huizen.

Het geding

Bij exploot van 23 januari 2014 is Rotown in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, team kanton, locatie Rotterdam, tussen partijen gewezen vonnis van 25 oktober 2013. Bij arrest van 8 april 2014 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 16 mei 2014. Van de comparitie is proces verbaal opgemaakt.
Bij memorie van grieven in principaal appel (met producties) heeft Rotown vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel (met producties; verder: memorie van antwoord) heeft Beconet de grieven van Rotown bestreden, in incidenteel appel één grief tegen het vonnis aangevoerd en tevens haar eis gewijzigd. Rotown heeft hierop gereageerd bij memorie van antwoord in incidenteel appel. Ten slotte zijn stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1
Beconet is een groothandel, die aan horecabedrijven automatiseringen levert, waaronder tap-automatiseringen en kassa-automatiseringen. Rotown exploiteert een horecagelegenheid in Rotterdam.
1.2
Beconet heeft aan Rotown in 2001 tap-apparatuur geleverd. Vervolgens hebben partijen in 2002 een contract gesloten op grond waarvan Beconet tegen jaarlijkse betaling door Rotown onderhoud zou verrichten en service zou verlenen aan de tap-automatisering van Rotown. Daarna heeft Beconet aan Rotown aanvullende apparatuur geleverd en tevens (in 2005) een kassa-automatiseringssysteem.
1.3
Rotown heeft de facturen van Beconet tot medio 2010 voldaan. Vanaf juli 2010 kampte Rotown met problemen rond het gebruik van het kassa-automatiseringssysteem. Nadien zijn facturen van Beconet onbetaald gebleven.
1.4
Een vertegenwoordiger van Beconet heeft op 10 februari 2011 met vertegenwoordigers van Rotown gesproken over openstaande facturen. Daarbij is tot een eindafrekening gekomen en is afgesproken dat Beconet aan Rotown een bedrag zou crediteren. Die creditering heeft plaatsgevonden en Rotown heeft ook een bedrag aan Beconet betaald.
2. Beconet heeft bij de kantonrechter gevorderd dat deze Rotown zal veroordelen tot betaling aan haar van € 12.871,32 (€ 7.890,33 als hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten), met proceskostenveroordeling, wegens onbetaald gebleven rekeningen. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen.
3. Rotown heeft tegen het vonnis in principaal appel de volgende grieven opgeworpen. Ten
eerstebeklaagt Rotown zich over de aanname van de kantonrechter dat tussen Beconet en Rotown twee (onderhouds)contracten hebben bestaan, één voor het tapsysteem en één voor het kassasysteem. Zij stelt dat er maar één onderhoudscontract is gesloten en dat bij de aanschaf van het kassasysteem de prijs van het abonnement met de aanschafwaarde is verhoogd.
Ten tweedeklaagt Rotown erover dat de kantonrechter haar verweer aldus heeft samengevat dat zij meent dubbel te hebben betaald en dat zij het abonnement heeft opgezegd. Rotown brengt naar voren dat zij heeft gesteld dat de serviceovereenkomst in het kader van een bespreking van facturen en beëindiging van de relatie in onderling overleg is beëindigd en dat ook het lopende abonnement wegens het achterwege blijven van service en het niet kunnen oplossen van technische gebreken niet hoefde te worden betaald.
Ten derdemeent Rotown dat zij op grond van de onderbouwing van haar verweer door de kantonrechter tot bewijs had moeten worden toegelaten. Zij heeft met het oog daarop bij haar memorie van grieven twee schriftelijke getuigenverklaringen gevoegd.
Ten vierdebrengt Rotown naar voren dat de toegewezen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 700,- buitensporig hoog is en niet in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.
Ten vijfdebetwist Rotown alsnog de toewijzing van de gevorderde rente. Zij meent dat die onjuist is berekend en dat de kantonrechter die vordering had moeten afwijzen.
4. Met haar
grief in incidenteel appelkeert Beconet zich tegen de berekening door de kantonrechter van de toegewezen rentevordering. Zij heeft een nieuwe berekening ingebracht en heeft haar vordering dienovereenkomstig vermeerderd.
5. Het hof stelt voorop, dat het voor de beantwoording van de vraag hoe het tussen Beconet en Rotown gesloten servicecontract moet worden begrepen, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dit contract mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van hen kan worden verwacht. Ingevolge artikel 2 van dat contract heeft de service betrekking op alle door Beconet aan Rotown geleverde apparatuur en blijkens artikel 8.1 bedraagt het jaarlijkse servicebedrag een percentage van de factuurwaarde van de volledige installatie. Weliswaar zijn in artikel 7 van het servicecontract enkele bijzondere bepalingen inzake tapapparatuur opgenomen, en kan aan het eind van het contract de installatiewaarde van de tapautomatisering worden ingevuld, maar deze bepalingen doen aan de algemene strekking van het contract niet af. Voorts geldt dat in 2002 de door Beconet aan Rotown geleverde (tap)apparatuur is uitgebreid; niet is gesteld of gebleken dat de servicekosten daarvan afzonderlijk zijn overeengekomen. Ook bij de verkoop van de kassa-apparatuur heeft Beconet het voorblad van hetzelfde onderhoudscontract aan Rotown verstrekt. Onder deze omstandigheden mocht Rotown ervan uitgaan dat het gesloten servicecontract ook op de later geleverde kassa-apparatuur betrekking had. In zoverre slaagt de eerste grief van Rotown.
6. Het hof laat in het midden of Rotown na de levering van de kassa-apparatuur de daarvoor vervolgens jaarlijks verschuldigde servicekosten heeft betaald. Beconet heeft ontkend dat zij die in rekening heeft gebracht. Zij heeft dat onderbouwd door overlegging van een factuur voor het jaar 2006/2007, waarin zij expliciet heeft vermeld “Excl. Kassa”. De eveneens overgelegde factuur voor het jaar 2007/2008 vermeldt dezelfde prijs. Daarmee staat evenwel nog niet vast Rotown op dit punt nog een nabetaling dient te doen, en wel op grond van het navolgende.
7. Vertegenwoordigers van Beconet en Rotown hebben op 10 februari 2011 een bespreking gehad teneinde de onderlinge relatie en de financiële gevolgen daarvan af te wikkelen. Er mag van worden uitgegaan dat in de toen besproken facturen alle vorderingen die partijen jegens elkaar meenden te hebben, aan de orde zijn gesteld. Niet in geschil is dat partijen toen zijn overeengekomen dat Rotown het nog openstaande saldo zou betalen. Daartoe behoren in elk geval de eventueel verschuldigde servicekosten van de tapapparatuur; ook Beconet gaat daarvan uit, blijkens haar memorie van antwoord onder punt 19.
8. Het geschil betreft in de kern de vraag of Beconet op grond van het servicecontract van Rotown nog iets te vorderen heeft ter zake van de tapapparatuur. Die vordering betreft met name de servicejaren 2010/2011 en 2011/2012. Gelet op hetgeen het hof in de rechtsoverwegingen 5 en 7 heeft overwogen, mocht Rotown ervan uitgaan dat door de overeengekomen beëindiging van de samenwerking ook het volledige servicecontract was beëindigd en afgerekend, zowel voor de toekomst als voor het verleden, dit laatste met inachtneming van de nadien op 9 maart 2011 toegezonden creditnota en de op 30 maart 2011 verrichtte nabetaling. Dat zou alleen anders zijn als de vertegenwoordiger van Beconet toen uitdrukkelijk had medegedeeld dat het servicecontract betreffende de tapapparatuur nog bleef doorlopen. Uit de stellingen van Beconet, inhoudende dat over het servicecontract op dat punt niet is gesproken (zie wederom memorie van antwoord, punt 19), blijkt dat dat niet het geval is. Reeds hieruit volgt, dat de grieven van Rotown slagen.
9. Daarbij komt, dat Rotown tevens heeft betoogd dat Beconet in het jaar 2011/2012 geen enkele maal onderhoud heeft verricht of service heeft verleend. Dat is door Beconet niet weersproken en ook uit de overgelegde producties blijkt van dienstverlening in die periode niets. Zelfs al zou Rotown kunnen worden verweten dat zij de service-overeenkomst voor de tapapparatuur niet schriftelijk heeft opgezegd, dan nog zou Rotown niet tot betaling verplicht zijn, aangezien Beconet, door een betaling te ontvangen waar zij geen enkele tegenprestatie tegenover heeft gesteld, ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Het hof is zich ervan bewust dat deze rechtsgrond in dit geding niet eerder aan de orde is gesteld, maar Beconet had met de ambtshalve toepassing van deze regel rekening kunnen houden (ECLI:NL:HR:2010:BK3066).
10. Nu het boven overwogene er reeds toe leidt dat het beroepen vonnis dient te worden vernietigd, heeft Rotown bij een verdere behandeling van haar grieven geen belang. Bij gebreke van een aan haar toe te wijzen vordering kan de grief van Beconet niet tot resultaat leiden. De slotsom is dat de vorderingen van Beconet, met inbegrip van de wijziging daarvan in hoger beroep, alsnog zullen worden afgewezen. Daarbij past een veroordeling van Beconet in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, team kanton, locatie Rotterdam, van 25 oktober 2013
en,
opnieuw recht doende,
- wijst de vorderingen van Beconet af;
- veroordeelt Beconet in de kosten van het geding aan de zijde van Rotown, voor de eerste aanleg tot op 25 oktober 2013 vastgesteld op nihil en voor het principaal appel tot op heden vastgesteld op € 704,- aan griffierecht en € 1.264,- aan salaris advocaat en voor het incidenteel appel op € 632,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, E.M. Dousma-Valk en M.W.D. van der Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.