1.4Een vertegenwoordiger van Beconet heeft op 10 februari 2011 met vertegenwoordigers van Rotown gesproken over openstaande facturen. Daarbij is tot een eindafrekening gekomen en is afgesproken dat Beconet aan Rotown een bedrag zou crediteren. Die creditering heeft plaatsgevonden en Rotown heeft ook een bedrag aan Beconet betaald.
2. Beconet heeft bij de kantonrechter gevorderd dat deze Rotown zal veroordelen tot betaling aan haar van € 12.871,32 (€ 7.890,33 als hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten), met proceskostenveroordeling, wegens onbetaald gebleven rekeningen. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen.
3. Rotown heeft tegen het vonnis in principaal appel de volgende grieven opgeworpen. Ten
eerstebeklaagt Rotown zich over de aanname van de kantonrechter dat tussen Beconet en Rotown twee (onderhouds)contracten hebben bestaan, één voor het tapsysteem en één voor het kassasysteem. Zij stelt dat er maar één onderhoudscontract is gesloten en dat bij de aanschaf van het kassasysteem de prijs van het abonnement met de aanschafwaarde is verhoogd.
Ten tweedeklaagt Rotown erover dat de kantonrechter haar verweer aldus heeft samengevat dat zij meent dubbel te hebben betaald en dat zij het abonnement heeft opgezegd. Rotown brengt naar voren dat zij heeft gesteld dat de serviceovereenkomst in het kader van een bespreking van facturen en beëindiging van de relatie in onderling overleg is beëindigd en dat ook het lopende abonnement wegens het achterwege blijven van service en het niet kunnen oplossen van technische gebreken niet hoefde te worden betaald.
Ten derdemeent Rotown dat zij op grond van de onderbouwing van haar verweer door de kantonrechter tot bewijs had moeten worden toegelaten. Zij heeft met het oog daarop bij haar memorie van grieven twee schriftelijke getuigenverklaringen gevoegd.
Ten vierdebrengt Rotown naar voren dat de toegewezen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 700,- buitensporig hoog is en niet in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.
Ten vijfdebetwist Rotown alsnog de toewijzing van de gevorderde rente. Zij meent dat die onjuist is berekend en dat de kantonrechter die vordering had moeten afwijzen.
4. Met haar
grief in incidenteel appelkeert Beconet zich tegen de berekening door de kantonrechter van de toegewezen rentevordering. Zij heeft een nieuwe berekening ingebracht en heeft haar vordering dienovereenkomstig vermeerderd.
5. Het hof stelt voorop, dat het voor de beantwoording van de vraag hoe het tussen Beconet en Rotown gesloten servicecontract moet worden begrepen, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dit contract mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van hen kan worden verwacht. Ingevolge artikel 2 van dat contract heeft de service betrekking op alle door Beconet aan Rotown geleverde apparatuur en blijkens artikel 8.1 bedraagt het jaarlijkse servicebedrag een percentage van de factuurwaarde van de volledige installatie. Weliswaar zijn in artikel 7 van het servicecontract enkele bijzondere bepalingen inzake tapapparatuur opgenomen, en kan aan het eind van het contract de installatiewaarde van de tapautomatisering worden ingevuld, maar deze bepalingen doen aan de algemene strekking van het contract niet af. Voorts geldt dat in 2002 de door Beconet aan Rotown geleverde (tap)apparatuur is uitgebreid; niet is gesteld of gebleken dat de servicekosten daarvan afzonderlijk zijn overeengekomen. Ook bij de verkoop van de kassa-apparatuur heeft Beconet het voorblad van hetzelfde onderhoudscontract aan Rotown verstrekt. Onder deze omstandigheden mocht Rotown ervan uitgaan dat het gesloten servicecontract ook op de later geleverde kassa-apparatuur betrekking had. In zoverre slaagt de eerste grief van Rotown.
6. Het hof laat in het midden of Rotown na de levering van de kassa-apparatuur de daarvoor vervolgens jaarlijks verschuldigde servicekosten heeft betaald. Beconet heeft ontkend dat zij die in rekening heeft gebracht. Zij heeft dat onderbouwd door overlegging van een factuur voor het jaar 2006/2007, waarin zij expliciet heeft vermeld “Excl. Kassa”. De eveneens overgelegde factuur voor het jaar 2007/2008 vermeldt dezelfde prijs. Daarmee staat evenwel nog niet vast Rotown op dit punt nog een nabetaling dient te doen, en wel op grond van het navolgende.
7. Vertegenwoordigers van Beconet en Rotown hebben op 10 februari 2011 een bespreking gehad teneinde de onderlinge relatie en de financiële gevolgen daarvan af te wikkelen. Er mag van worden uitgegaan dat in de toen besproken facturen alle vorderingen die partijen jegens elkaar meenden te hebben, aan de orde zijn gesteld. Niet in geschil is dat partijen toen zijn overeengekomen dat Rotown het nog openstaande saldo zou betalen. Daartoe behoren in elk geval de eventueel verschuldigde servicekosten van de tapapparatuur; ook Beconet gaat daarvan uit, blijkens haar memorie van antwoord onder punt 19.
8. Het geschil betreft in de kern de vraag of Beconet op grond van het servicecontract van Rotown nog iets te vorderen heeft ter zake van de tapapparatuur. Die vordering betreft met name de servicejaren 2010/2011 en 2011/2012. Gelet op hetgeen het hof in de rechtsoverwegingen 5 en 7 heeft overwogen, mocht Rotown ervan uitgaan dat door de overeengekomen beëindiging van de samenwerking ook het volledige servicecontract was beëindigd en afgerekend, zowel voor de toekomst als voor het verleden, dit laatste met inachtneming van de nadien op 9 maart 2011 toegezonden creditnota en de op 30 maart 2011 verrichtte nabetaling. Dat zou alleen anders zijn als de vertegenwoordiger van Beconet toen uitdrukkelijk had medegedeeld dat het servicecontract betreffende de tapapparatuur nog bleef doorlopen. Uit de stellingen van Beconet, inhoudende dat over het servicecontract op dat punt niet is gesproken (zie wederom memorie van antwoord, punt 19), blijkt dat dat niet het geval is. Reeds hieruit volgt, dat de grieven van Rotown slagen.
9. Daarbij komt, dat Rotown tevens heeft betoogd dat Beconet in het jaar 2011/2012 geen enkele maal onderhoud heeft verricht of service heeft verleend. Dat is door Beconet niet weersproken en ook uit de overgelegde producties blijkt van dienstverlening in die periode niets. Zelfs al zou Rotown kunnen worden verweten dat zij de service-overeenkomst voor de tapapparatuur niet schriftelijk heeft opgezegd, dan nog zou Rotown niet tot betaling verplicht zijn, aangezien Beconet, door een betaling te ontvangen waar zij geen enkele tegenprestatie tegenover heeft gesteld, ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Het hof is zich ervan bewust dat deze rechtsgrond in dit geding niet eerder aan de orde is gesteld, maar Beconet had met de ambtshalve toepassing van deze regel rekening kunnen houden (ECLI:NL:HR:2010:BK3066). 10. Nu het boven overwogene er reeds toe leidt dat het beroepen vonnis dient te worden vernietigd, heeft Rotown bij een verdere behandeling van haar grieven geen belang. Bij gebreke van een aan haar toe te wijzen vordering kan de grief van Beconet niet tot resultaat leiden. De slotsom is dat de vorderingen van Beconet, met inbegrip van de wijziging daarvan in hoger beroep, alsnog zullen worden afgewezen. Daarbij past een veroordeling van Beconet in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.