2.1.Op 24 augustus 2006 heeft [erflater] (hierna “de erflater”) zijn
uiterste wil gemaakt ten overstaan van mr. H.G. Hoogeveen, kandidaat-notaris, als waarnemer van mr. J.H. Verwoerd, notaris te Krimpen aan den IJssel. De inhoud van het testament luidt – voor zover relevant – als volgt:
“(...) Op vierentwintig augustus tweeduizend zes, verscheen voor mij (...) de heer [erflater] (...) gehuwd met mevrouw (…)
De verschenen persoon verklaarde bij testament te beschikken als volgt:
I. Herroeping
Ik herroep alle eerder door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.
(...)
III. Erfstelling
Ik benoem tot enige erfgenamen van mijn nalatenschap, mijn voornoemde echtgenote en mijn afstammelingen, doch met uitzondering van mijn kleinzoon (…) en diens afstammelingen, voor de delen en op de wijze als de wet bepaalt.
(…)
V. Wettelijke verdeling
Op mijn nalatenschap is de wettelijke verdeling als omschreven in de artikelen 4:13 en volgende van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Mijn echtgenote is bevoegd de wettelijke verdeling ongedaan te maken door middel van een in een notariële akte opgenomen verklaring, welke akte
binnen drie maanden na mijn overlijden dient te zijn ingeschreven in het boedelregister.
Ik wijk op de volgende onderdelen af van de wettelijke verdeling:
- De vorderingen van mijn kinderen zijn voor de helft opeisbaar binnen zes maanden na mijn overlijden. Deze opeisbaarheid wordt echter beperkt voorzover mijn echtgenote aan kan tonen dat zij door uitkering van dit gedeelte van de vorderingen niet meer kan voortleven op de voet als zij dat gewend was, tot een bedrag waarbij zij nog wel alszodanig kan voortleven.
- (...)
VI. Afwikkelingsbewind/keuzelegaat/vruchtgebruik
Voor het geval de onder V. genoemde wettelijke verdeling op mijn nalatenschap niet van toepassing is, bepaal ik als volgt:
A. Ik stel een afwikkelingsbewind in en ik benoem mijn echtgenote tot bewindvoerder.
Dit (…) bewind, geeft mijn echtgenote de bevoegdheid om (…) alle handelingen te verrichten welke nodig zijn om mijn nalatenschap af te wikkelen, daaronder begrepen de verdeling daarvan tot stand te brengen (…) Haar bevoegdheid eindigt vierentwintig maanden na mijn overlijden. Voor het geval mijn echtgenote mijn nalatenschap afwikkelt conform het bepaalde in art. 4:13 van het Burgerlijk Wetboek, zijn de wettelijke bepalingen van de wettelijke verdeling zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de onder V. opgenomen afwijkingen.
B. Voor het geval mijn echtgenote mijn nalatenschap niet verdeelt op de wijze alsof de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn, legateer ik aan mijn echtgenote:
a. al mijn goederen, danwel zovele en zodanige daarvan als zij zal verkiezen onder de verplichting:
- hetzij tot verrekening met haar erfdeel of inbreng in mijn nalatenschap van de waarde daarvan, naar keuze van mijn echtgenote,
- danwel de waarde daarvan schuldig te erkennen, renteloos of tegen een door partijen nader overeen te komen rente.
b. het vruchtgebruik van zovele en zodanige tot mijn nalatenschap behorende goederen als zij zal verkiezen, onder de volgende bedingen:
(…)
7. Indien mijn echtgenote niet binnen acht maanden na mijn overlijden een keuze kenbaar heeft gemaakt met betrekking tot de zaken waarvan zij het vruchtgebruik wenst te verkrijgen, omvat het legaat het vruchtgebruik van mijn gehele nalatenschap.
Het hiervoor bij punt V. bepaalde terzake van de gedeeltelijke opeisbaarheid van mijn kinderen zal op gelijke wijze van toepassing zijn. Van dit gedeelte kan zij derhalve niet het vruchtgebruik verwerven.
VII. Legitieme portie
Ik bepaal ten behoeve van mijn echtgenote dat eventuele ten laste van haar komende vorderingen terzake van de legitieme portie eerst opeisbaar zijn bij overlijden en verklaring in staat van faillissement van mijn echtgenote en in het geval dat ten aanzien van haar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
(...)
IX. Executeur
Ik benoem mijn echtgenote tot executeur.
(...)
XI. Belastingen
Ik ken mijn afstammelingen de bevoegdheid toe te vorderen dat mijn echtgenote het successierecht renteloos voorschiet dat mijn afstammelingen over de hun toekomende erfdelen verschuldigd zijn. Voorts ken ik mijn afstammelingen de bevoegdheid toe te vorderen dat mijn echtgenote renteloos voorschiet of betaalt de inkomstenbelasting die mijn afstammelingen daarover verschuldigd mochten zijn. (...)”