Uitspraak
GERECHTSHOF
1.De feiten
‘Device and method for separating a flowing medium mixture with a stationary cyclone’/‘Inrichting en werkwijze voor het met een stationaire cycloon separeren van een stromend mediummengsel’), dat haar voor onder meer Nederland was verleend op 12 september 2012 op een aanvrage van 8 januari 2008. Prioriteit is ingeroepen vanaf 11 januari 2007 op basis de aanvrage voor het Nederlandse octrooi 2000429 (hierna: NL 429).
2.De vorderingen over en weer en het vonnis van de rechtbank
in conventiegevorderd, verkort weergegeven en voor zover nog van belang:
primair: een verklaring voor recht dat FMC geen inbreuk maakt of heeft gemaakt op het Nederlandse deel van EP 297;
subsidiair: de vernietiging van het Nederlandse deel van EP 297;
meer subsidiair: Taxon te gebieden het Nederlandse deel van EP 297 over te dragen aan FMC, op kosten van Taxon en op straffe van een dwangsom;
nog meer subsidiair: een verklaring voor recht dat FMC als voorgebruiker in de zin van artikel 55 Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995) bevoegd blijft om de in artikel 53 lid 1 ROW 1995 bedoelde handelingen te verrichten en in die zin geen inbreuk maakt of heeft gemaakt op het Nederlandse deel van EP 297;
in reconventiegevorderd een verbod om direct of indirect inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 297, met nevenvorderingen en schadevergoeding/winstafdracht.
overgaat (5)’ voorgeschreven constructieve maatregel die voor een (niet-natuurlijke) overgang zorgt van de radiale richting van de inflow naar een axiale richting, waardoor voorscheiding wordt verkregen (het ‘niet overgang’-argument, zie o.m. punt 57 ID en de punten 32-35 PE);
verschillende’ radiale richting op de scheidingsruimte aansluiten, omdat in die variant de toevoerdelen uit de eerste ring dezelfde radiale richting hebben als die uit de derde ring, zie de derde afbeelding in rov. 1.8 (hierna: het ‘laatste kenmerk’-argument).
in fine). Hierdoor is de rechtbank niet toegekomen aan FMC’s vorderingen B t/m D. Vordering E van FMC is afgewezen. De vorderingen van Ascom c.s. in reconventie zijn door de rechtbank niet behandeld omdat de daarvoor gestelde voorwaarde niet is vervuld. Ascom c.s. zijn zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
3.Het hoger beroep; algemeen
alleende rechtsvoorganger/partij in de eerste aanleg (hier: Ascom c.s.). Wanneer het vonnis a quo door deze met succes wordt bestreden, dan krijgt dit vonnis geen gezag van gewijsde, ook niet ten opzichte van de rechtsopvolger (hier: ATI). In punt 9 PA ziet FMC dit over het hoofd. Het beroep van FMC op de niet-ontvankelijk van AScom c.s. in hun principaal appel gaat, zo moet worden geconcludeerd, niet op.
ex nuncte beoordelen reconventionele vorderingen van Taxon en van Ascom voor zover zij haar rechten aan Taxon ontleent, niet meer toewijsbaar zijn omdat Taxon geen octrooihouder meer is. Dit betreft echter de ontvankelijkheid van de vorderingen in reconventie – hetgeen pas later aan de orde is, zie rov. 4.28 hierna – en niet de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
4.Vordering A van FMC; de inbreukvraag
het aantal veranderingen in de stroomrichting (en/of de verblijftijd ten behoeve van de voorscheiding) tijdens de toevoer toe(neemt), hetgeen tot een verhoogde mate van voorscheiding leidt’ bevestigt dat de voorscheiding het gevolg is van verandering van de stroomrichting tijdens de toevoer.
This’ in k.2, r. 45 terugslaat op ‘
plurality of (…) radial directions’ in k2, r. 37/38);
opvolgendinstroomtraject in de scheidingsruimte.
tot in de scheidingsruimtewaar vervolgens de daadwerkelijke verdere scheiding plaatsvindt.
Nu er tevens maatregelen zijn genomen om deze voorscheiding niet verloren te laten gaan tijdens het opvolgend instroomtraject in de separatieruimte kan met een gelijkblijvende vortex een verhoogde graad van separatie worden verkregen respectievelijk kan worden volstaan met een kortere verblijftijd van, of een verminderde drukval over, het mengsel in de cycloon om een identieke separatiegraad te verkrijgen dan met cyclonen in de stand der techniek’.
Het voordeel om een stabilisatie-element wenselijk korter uit te voeren is om zo stromingsblokkade te voorkomen. Ten gevolge van deze maatregelen zal het lokale Reynoldsgetal op de verschillende locaties in de toevoer nadrukkelijk afnemen waardoor de kans op zwaar turbulente stroming (…) aanzienlijk kleiner wordt.’
om zo stromingsblokkade te voorkomen’ in § 0011 en tevens uit het in rov. 4.10 omschreven doel van de uitvinding om juist ook in het eerste toevoerdeel een stabiele instroom te creëren opdat de voorscheiding in de scheidingsruimte gehandhaafd wordt. Opgemerkt zij nog dat naar eigen stelling van Ascom c.s. in punt 2.24 CvA/CvE-ir een ‘stabiel stromingspatroon’ wil zeggen: met geminimaliseerde turbulentie.
1.8 Ik heb gezien dat de FMC cycloon in het inlaatgedeelte drie rijen toevoeropeningen heeft. Twee van de drie rijen (rij één en rij drie) liggen in elkaars verlengde. De tweede rij bevat toevoeropeningen die ten opzichte van de openingen in rijen één en drie versprongen zijn. In een cycloon met een dergelijke inlaatconfiguratie zal het mengsel dat door de derde rij openingen naar binnen stroomt (de rij die het verst stroomafwaarts is gelegen), de eventueel door de eerste rij verkregen voorscheiding weer verstoren. De stromen door de derde rij toevoeropeningen botsen immers op de stromen door de eerste rij, met een chaotisch en wervelend stromingspatroon tot gevolg (turbulentie), waarbij iedere voorscheiding zo goed als geheel teniet wordt gedaan. Aangezien het inlaatgedeelte achter de openingen in de nieuwe cycloon geheel open is (achter de openingen bevinden zich zoals ik heb gezien geen gescheiden kanalen waardoorheen het mengsel naar de rotatiemiddelen stroomt) zullen ook de stromen door de tweede rij openingen zich met de stromen door de openingen in rijen één en drie vermengen.
The comments provided by Professor Mudde (…) in response to specific questions as to the effects of pre-separation and turbulence are largely correct (…)’.
5.Vordering E van FMC: de proceskosten in kort geding
Containerbox/City Box’ (ECLI:NL:GHDHA:2014:4556) heeft dit hof, zoals al eerder in de literatuur was bepleit, beslist dat de artikelen 249 en 250 Rv van overeenkomstige toepassing zijn in kort geding, zodat – hier niet ter zake doende uitzonderingen buiten beschouwing gelaten – degene die een door hem begonnen kort geding vóór de zitting intrekt verplicht is om de door wederpartij gemaakte kosten, waaronder de kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, te vergoeden. Op de voet van artikel 25 Rv de rechtsgrond van FMC’s vordering E hiermee aanvullend (zie ook rov. 3.3. van HR 22-01-2010, LJN: BK3066), moet worden geoordeeld dat FMC aanspraak heeft op vergoeding van de door haar voor het kort geding gemaakte kosten, te begroten aan de hand van artikel 1019h Rv. Hierbij verdient nog aantekening dat met de regeling van artikel 250 Rv betreffende het bevelschrift niet méér is beoogd dan een eenvoudige rechtsgang ter verkrijging van betaling van de kosten, en dat er geen reden is om aan te nemen dat het bestaan van die eenvoudige rechtsgang er aan in de weg zou staan dat in een dagvaardingsprocedure als de onderhavige nakoming van de in artikel 249 lid 2 Rv neergelegde verplichting tot betaling van de kosten wordt gevorderd.
6.Slotsom
mutatis mutandisook voor de bodemzaak in de eerste aanleg. Wel is de bodemzaak, ook al in de eerste aanleg, wat omvangrijker en complexer (gemaakt) dan het kort geding; het verwijt van FMC dat Ascom c.s. zich van wisselende argumenten hebben bediend en dusdoende in zekere zin een ‘moving target’ hebben gecreëerd is niet geheel uit de lucht gegrepen. Dit is een vergoeding-verhogende factor. Aan de andere kant vormt het feit dat FMC’s advocaten bij de voorbereiding van het kort geding al hebben kunnen ‘warmdraaien’ en FMC daarvoor inmiddels een redelijke en evenredige vergoeding is toegekend (rov. 5.6) een kostenhverlagende factor. Gelet op dit een en ander is naar het oordeel van het hof een totaalbedrag van € 188.800,09 voor de proceskosten in de eerste aanleg (de conventie en de reconventie samen) in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en evenredigheid. De beslissing van de rechtbank om het bedrag van de proceskostenveroordeling evenredig aan de conventie en de reconventie toe te bedelen, is niet aangevochten.