Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 september 2015
[appellant] ,
Van Gansewinkel Nederland B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
in conventiegevorderd - samengevat - (i) dat [appellant] wordt bevolen de executie van het vonnis van 3 juli 2014 te staken en gestaakt te houden en (ii) de executie van dat vonnis te schorsen totdat het hof Amsterdam eindarrest heeft gewezen in het tegen het vonnis ingestelde hoger beroep, dan wel totdat het vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen, een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [appellant] in proceskosten. [appellant] heeft
in reconventiegevorderd dat (i) VGN op grond van art. 843a Rv een aantal genoemde stukken afgeeft, (ii) VGN voorwaardelijk te veroordelen om [appellant] toe te laten en in staat te stellen om de functie van Directeur Regio Noord zonder enige beperking uit te voeren, beide veroordelingen op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met een proceskostenveroordeling.
VGN. Uit de stukken - zoals de ontslagaanvraag bij UWV en de arbeidsovereenkomst - blijkt echter dat
VGGde werkgever van [appellant] was/is. Nu partijen daar verder geen punt van maken en het hof ter zake lijdelijk is (art. 24 Rv.) zal het hof tot uitgangspunt nemen dat VGN als werkgever kan worden aangesproken op de verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst.
3 juli 2014, en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
19 mei 2015. Tegen dat arrest is geen cassatie ingesteld. Gevolg is dat het vonnis van 3 juli 2014 niet meer kan worden geëxecuteerd. Vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter zou dat niet anders maken. [appellant] heeft in dit hoger beroep geen belang meer bij ongedaanmaking van het bestreden vonnis op dat punt.
"De kantonrechter heeft een voorzieninggetroffen
die door [appellant] niet is gevorderd, zo is tussen partijen terecht niet in geschil."Volgens [appellant] was dat in eerste aanleg wel in geschil. Wat daarvan ook zij, het hof is evenals de voorzieningenrechter van oordeel dat de kantonrechter Amsterdam een voorziening heeft getroffen die niet door [appellant] is gevorderd.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van VGN tot op heden begroot op € 704,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.