ECLI:NL:GHDHA:2015:1041
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake niet-naleving vertaalverplichting in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld tot een geldboete van EUR 950,- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, wegens het rijden onder invloed van alcohol. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, waaronder een geldboete van EUR 1.300,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
De kern van het hoger beroep betrof de vraag of de inleidende dagvaarding correct was vertaald in een voor de verdachte begrijpelijke taal, zoals vereist door artikel 260, lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman van de verdachte stelde dat de dagvaarding niet schriftelijk was vertaald, wat zou moeten leiden tot nietigheid van de dagvaarding of schorsing van het onderzoek. Het hof oordeelde echter dat, hoewel de schriftelijke vertaling ontbrak, de verdachte voldoende gelegenheid had gehad om zijn verdediging voor te bereiden. De mondelinge vertaling door een tolk op de dag van de dagvaarding was voldoende, en er waren geen aanwijzingen dat de verdachte hierdoor in zijn verdediging was benadeeld.
Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de relevante jurisprudentie. De beslissing benadrukte het belang van het recht op een eerlijk proces, maar erkende ook dat in bepaalde gevallen de niet-naleving van de vertaalverplichting niet automatisch leidt tot nietigheid of schorsing, mits de verdachte niet in zijn belangen is geschaad.