Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 30 september 2014
[naam 1],
[naam 2],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om de vraag of bepaalde ruimtes binnen een appartementencomplex als gemeenschappelijk kunnen worden aangemerkt. De verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], zijn eigenaren van een appartementsrecht in een gebouw dat is gesplitst in zes appartementsrechten. De Vereniging van Eigenaren (VvE) had op 19 april 2011 besloten dat de daken van de waterkamers, de loopbruggen naar de daken en de steiger als gemeenschappelijke ruimtes worden aangemerkt. De verzoekers hebben in eerste aanleg verzocht om deze besluiten te vernietigen, maar de kantonrechter heeft hun verzoek afgewezen. Dit leidde tot hoger beroep bij het hof Amsterdam, dat de beschikking van de kantonrechter bekrachtigde. De Hoge Raad heeft vervolgens de zaak naar het Gerechtshof Den Haag verwezen voor verdere behandeling.
Het hof heeft de splitsingsakte en de splitsingstekening van het gebouw in overweging genomen, evenals het modelreglement dat van toepassing is op de VvE. Het hof concludeert dat de ruimte boven de waterkamer, de loopbruggen en de voortuinen als gemeenschappelijke gedeelten moeten worden aangemerkt. Het hof stelt vast dat de splitsingstekening weinig details bevat en dat de bedoeling van de opstellers van de splitsingsakte was om bepaalde gedeelten gemeenschappelijk te maken. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat bij de vaststelling van privégedeelten enkel gekeken mag worden naar de gegevens die in de openbare registers zijn ingeschreven.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de verzoekers zijn veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van de splitsingsstukken en de rechtszekerheid in appartementsrechtelijke geschillen.