ECLI:NL:GHDHA:2014:3604
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroepsfout van advocaat in echtscheidingsprocedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, waarin haar vorderingen tegen [geïntimeerde], een advocatenkantoor, zijn afgewezen. [appellante] had [geïntimeerde] ingeschakeld voor juridische bijstand in haar echtscheidingsprocedure, maar was ontevreden over de geleverde diensten en stelde dat [geïntimeerde] haar niet adequaat had geadviseerd. De zaak draait om de vraag of [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht en of [appellante] hierdoor schade heeft geleden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellante] was gehuwd met de heer [L] en wenste in 2007 een scheiding. Na overleg met haar Belgische advocaat en [geïntimeerde] werd besloten om de procedure in Nederland te starten. [geïntimeerde] heeft [appellante] gedurende een aantal jaren bijgestaan, maar na verloop van tijd ontstonden er betalingsproblemen. [appellante] heeft een deel van de declaraties niet voldaan, wat leidde tot een vordering van [geïntimeerde] in conventie.
In reconventie vorderde [appellante] schadevergoeding van [geïntimeerde] wegens toerekenbare tekortkomingen. De kantonrechter wees de vordering in reconventie af, omdat [appellante] onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. Het hof oordeelt dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden door het handelen van [geïntimeerde]. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellante] af, waarbij zij wordt veroordeeld in de proceskosten.