In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw als verzoekster en de man als verweerder optreedt. De zaak is ingeschreven onder de zaaknummers 200.143.852/01, 200.143.853/01 en 200.143.852/02. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, die op 20 december 2013 is gegeven. De procedure betreft onder andere de kinderalimentatie voor hun minderjarige kinderen, de zorgregeling en de verdeling van de gemeenschap van goederen. De vrouw verzoekt om een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, terwijl de man verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2014 zijn beide partijen bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft haar zorgen geuit over de huidige zorgregeling en de impact daarvan op de kinderen, terwijl de man stelt dat de huidige regeling goed functioneert. Het hof heeft besloten om de raad voor de kinderbescherming te verzoeken om onderzoek te doen naar de zorgregeling, gezien de strijd tussen de ouders en de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof vastgesteld dat de behoefte van de kinderen aan een bijdrage van € 597,- per maand per kind vaststaat. De rechtbank had eerder de kinderalimentatie vastgesteld op € 23,- per maand per kind, maar het hof heeft deze bijdrage verhoogd naar € 84,50 per maand per kind, te vermeerderen met de helft van de netto kosten voor de kinderopvang. De verdeling van de gemeenschap van goederen is ook aan de orde gekomen, waarbij het hof heeft bepaald dat de echtelijke woning aan de vrouw wordt toebedeeld, onder de verplichting om de hypothecaire lening voor haar rekening te nemen.
De beslissing van het hof houdt in dat de huidige zorgregeling voorlopig wordt gehandhaafd, terwijl er een onderzoek door de raad wordt ingesteld. De alimentatie wordt verhoogd en de verdeling van de gemeenschap van goederen wordt vastgesteld zoals eerder beschreven. De beschikking is gegeven op 8 oktober 2014.