2.Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1[appellante] is in 1989 met haar toenmalige echtgenoot, [X] (verder: [X]), een woningstoffeerderij begonnen. Vanaf het begin van die onderneming tot medio 2011 heeft[betrokkene 1] van [geïntimeerde] (verder: [betrokkene 1]) accountantswerkzaamheden voor [appellante], [X] en hun onderneming verricht.
2.2[X] is op 11 juli 2007 overleden. [appellante] heeft de onderneming per 1 juli 2009 gestaakt.
2.3[geïntimeerde] heeft voor [appellante] de belastingaangifte IB over de jaren 2005-2008 verzorgd. Deze resulteerden in een teruggave van ca. € 14.000,--.
2.4Daarnaast heeft [appellante] [geïntimeerde] verzocht de aangifte successierecht van [X] te regelen.
2.5De inspecteur van de Belastingdienst Rijnmond heeft [appellante] op 16 juli 2009 een laatste aanmaning gestuurd tot het doen van aangifte recht van successie.
2.6Op 9 maart 2010 heeft de inspecteur een aanslag recht van successie opgelegd, gebaseerd op een schatting van de Belastingdienst, omdat de aangifte niet (tijdig) was ingediend.
2.7Bij beslissing van 7 april 2010 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan [appellante] bericht dat zij over januari 2008 tot en met juni 2008 € 4.524,90 te veel aan nabestaandenuitkering heeft ontvangen, welk bedrag van haar werd teruggevorderd.
2.8Volgens [betrokkene 1] was deze beslissing, althans de motivering daarvan, onjuist. [appellante] verzocht hem namens haar bezwaar te maken.
2.9Op 28 december 2010 stuurde SVB [appellante] een aanmaning, aangezien zij dit bedrag nog niet had terugbetaald en evenmin een verzoek had gedaan om een betalingsregeling.
2.1Op 11 januari 2011 schreef de huidige echtgenoot van [appellante] (verder: de echtgenoot van [appellante]) aan [betrokkene 1]:
"Als bijlage tref je een aanmaning aan die Wilma vond toen ze gisteren de post ophaalde in Sliedrecht. Het blijkt dat er of niets gebeurt is danwel dat er bij het SVB iets langs elkaar heen werkt. Je begrijpt dat Wilma geen zin heeft straks wat voor boetes of incassokosten te betalen. Mag ik je verzoeken direct actie te ondernemen en mij daar schriftelijk van op de hoogte te houden. (…)"
2.11Omdat een reactie uitbleef heeft de echtgenoot van [appellante] [betrokkene 1] vervolgens op 16 januari 2011 en op 20 februari 2011 gerappelleerd.
2.12Op 22 februari 2011 schreef [betrokkene 1] aan SVB:
"In uw brief van 7 april 2010 (…) geeft u aan dat mijn relatie ([appellante]) vanaf 1 juli 2008 geen nabestaandenuitkering meer kon ontvangen. Dit is juist en uw mening deel ik dan ook. Verder schrijft u dat de nabestaanden uitkering is doorbetaald tot en met juni 2008. Gezien de eerste constatering is dat dus geheel correct.
U concludeert echter dat er daardoor over januari 2008 tot en met juni 2008 € 4.524,90 te veel aan nabestaandenuitkering is ontvangen. De conclusie is derhalve onjuist. (…)
Inmiddels heeft mijn relatie van u een aanmaning gehad vanwege de non betaling. Naar aanleiding van het bovenstaande zult u begrijpen waarom mijn relatie tot heden toe niet is overgegaan tot betaling.
In het vertrouwen dat de kwestie gecorrigeerd zal worden teken ik(…)"
2.13Bij e-mail van 10 maart 2011 schreef [betrokkene 1] aan de echtgenoot van [appellante]:
"(…) Van de sociale verzekeringsbank komt een nieuwe beslissing waarop wij kunnen gaan reageren. Die zullen ze rechtstreeks aan mij … ons kantoor sturen om er voor te zorgen dat we ook optijd kunnen reageren. (…)"
2.14Bij beslissing van 14 maart 2011 heeft de SVB aan [appellante] bericht dat zij € 4.524,90 te veel aan uitkering heeft ontvangen, omdat zij van januari 2008 tot en met juni 2008 inkomsten uit arbeid had genoten. Op 13 mei 2011 heeft SVB [appellante] (p/a [betrokkene 1]) een aanmaning gestuurd ter zake van genoemd bedrag.
2.15Bij e-mail van 26 mei 2011 schreef de echtgenoot van [appellante] aan [betrokkene 1]:
"Bij het ophalen van de post uit Sliedrecht viel er tussen de stukken een laatste aanmaning van de SVB uit. Betreffende aanmaning is persoonlijk aan jou gericht en heeft als einddatum 27 mei 2011. Ik meen mij te herinneren dat jou correspondentie met de SVB er in geresulteerd had dat men de aanslag van tafel zou halen en een nieuwe, voor beroep vatbare beschikking zou nemen? Hoe kan het nu dat deze aanmaning er ligt. Graag verneem ik, uiterlijk 27 mei 2011, 15.00 uur van je wat de stand van zaken is en hoe we hiermee omgaan. (…)"
2.16[betrokkene 1] heeft hierop op 27 mei 2011 geantwoord, dat het hem niet ging lukken om voor 15.00 uur inhoudelijk te reageren. [appellante] heeft daarop bij e-mail van 30 mei 2011 gereageerd en wederom om een reactie gevraagd. Op 7 juni 2011 heeft [de echtgenoot van appellante] nogmaals gevraagd of [betrokkene 1] al contact had opgenomen met de SVB.
2.17Op 9 juni 2011 heeft [appellante] onder protest een bedrag van € 2.500,-- aan SVB betaald.
2.18Op 22 juni 2011 heeft de SVB aan [appellante] een dwangbevel doen betekenen en bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 6.138,33.
2.19Bij brief van 30 juni 2011 van haar huidige echtgenoot heeft [appellante] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van tekortkomingen van [betrokkene 1] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden geleden schade en heeft per onmiddellijke ingang de klantrelatie met [geïntimeerde] beëindigd.
2.2[appellante] heeft de betaling van twee facturen van [geïntimeerde] tot een bedrag van € 1.372,97 (incl. BTW) opgeschort en onbetaald gelaten.
2.21[appellante] heeft een nieuwe accountant verzocht zorg te dragen voor de afwikkeling van de aangiftes IB 2005-2008, die nog niet waren uitbetaald en de aangifte successierecht, ter voorkoming van incassomaatregelen door de Belastingdienst ter zake van de ambtshalve opgelegde aanslag successierecht.
2.22[appellante] heeft bij de klachtencommissie NIVRA-NOvAA (verder: de klachtencommissie) een klacht ingediend tegen [betrokkene 1]. In de beslissing van 23 maart 2012 oordeelde de klachtencommissie onder meer als volgt:
"Klachtonderdeel 1. Sociale Verzekeringsbank (SVB)
(…) De Klachtencommissie heeft geconstateerd dat de SVB in haar brief van 24 december 208 en in de beschikking van 7 april 2010 termijnen heeft opgenomen waarbinnen klaagster kon reageren als zij het niet eens zou zijn met het standpunt van de SVB. (…) De Klachtencommissie heeft tevens geconstateerd dat verweerder eerst op 22 februari 2011 schriftelijk heeft gereageerd naar de SVB (…) Verweerder heeft naar de mening van de Klachtencommissie geen redenen aangevoerd die zijn handelwijze in deze zouden kunnen rechtvaardigen.
Daarnaast is de Klachtencommissie van mening dat verweerder ten aanzien van het onderhavige onderwerp onvoldoende heeft gecommuniceerd met klaagster. Herhaaldelijk heeft klaagster per e-mail aan verweerder verzocht haar te informeren omtrent het dossier SVB en het is de Klachtencommissie niet gebleken dat verweerder daar (tijdig) op heeft gereageerd. (…) Daarnaast is de Klachtencommissie van mening dat het op de weg van verweerder had gelegen om bepaalde correspondentie van de SVB, zoals in elk geval de beschikking van 14 maart 2011, met een begeleidend schrijven aan klaagster door te geleiden, eventueel ter bevestiging van wat verweerder en klaagster reeds telefonisch zouden hebben gecommuniceerd.
Het fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in de VGC brengt mee dat verweerder bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften handelt. De Klachtencommissie is van mening dat verweerder door te handelen zoals hij heeft gedaan niet in overeenstemming met dit fundamenteel beginsel heeft gehandeld. (…)
Klachtonderdeel 2. Afwikkeling aangiften IB 2005-2008
(…) De Klachtencommissie is op basis van de haar voorliggende stukken van mening dat verweerder onvoldoende schriftelijke actie heeft ondernomen om tot afwikkeling van de aangiften IB 2005-2008 te komen en dat hij door te handelen zoals hij heeft gedaan het fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft geschonden.
Klachtonderdeel 3. Aangifte successierecht
(…)
In de onderhavige kwestie heeft de Klachtencommissie geconstateerd dat klaagster voor 1 april 2008 aangifte recht van successie moest doen. Verweerder heeft tijdig uitstel van die termijn gevraagd en verkregen. Daarmee moest de aangifte uiterlijk 1 augustus 2008 zijn ingediend. Uiteindelijk is de aangifte door de nieuwe accountant in augustus 2011 verzorgd. Het is de Klachtencommissie niet gebleken dat verweerder passende actie richting de Belastingdienst heeft ondernomen om verlengd uitstel van de indieningstermijn te verkrijgen, waardoor de indieningstermijn is verstreken. Ook heeft verweerder verzuimd tijdig passende actie te ondernemen naar aanleiding van de ambtshalve opgelegde aanslag. De Klachtencommissie is van mening dat verweerder hiermee het fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft geschonden (…)"
2.23In deze procedure vordert [appellante] in conventie – zakelijk weergegeven – de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 4.174,28, wegens door haar geleden schade als gevolg van toerekenbare tekortkomingen van [betrokkene 1] in de uitvoering van zijn werkzaamheden, vermeerderd met rente en kosten.
2.24In reconventie vorderde [geïntimeerde] – zakelijk weergegeven – betaling van de onbetaald gelaten facturen, vermeerderd met rente en kosten.
2.25Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter – opnieuw zakelijk weergegeven – de vorderingen in conventie afgewezen en de vorderingen in reconventie toegewezen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van zowel de conventie als de reconventie.