Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 oktober 2014
Zeijlemaker Exploitatie B.V.,
Aegon Schadeverzekering N.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
tenzijverzekeringnemer van het optreden van de wijziging niet op de hoogte was en dat redelijkerwijs ook niet kon zijn. Slecht in het geval dat de verzekeringnemer zijn meldingsplicht niet nakomt, vervalt krachtens dit polisartikel in beginsel zijn recht op schadevergoeding. Artikel 5.4 is op dit punt duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Van een meldingsplicht, en derhalve van een mogelijke schending daarvan, kan slechts sprake zijn als de verzekeringsnemer op de hoogte was van de bestemmingswijziging, of dat redelijkerwijs kon zijn. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte in het midden gelaten of Zeijlemaker van de hennepkwekerij op de hoogte was, of hiervan redelijkerwijs op de hoogte kon zijn.
Dat de huurder aan Zeijlemaker had aangegeven dat hij vanuit de woning een (reclame)bedrijfje wilde beginnen is naar het oordeel van het hof evenmin opmerkelijk, aangezien veel startende ondernemers hun bedrijfje beginnen vanuit hun eigen huis, hetgeen in de meeste gevallen niet illegaal is noch direct een bestemmingswijziging van het pand oplevert. Dat dit voor de onderhavige bovenwoning wel het geval was is niet aannemelijk geworden, mede gelet op het eerdere bedrijfsmatige gebruik van deze bovenwoning. Ook na deze mededeling van de huurder behoefde Zeijlemaker geen argwaan te krijgen.
Art. 2 Omvang van de dekkingDe verzekering dekt materiële schade aan het gebouw door een hierna omschreven gebeurtenis (…).2.9 Waterschade ontstaan door het onvoorzien stromen van water en stoom uit:a. binnen en buiten het gebouw gelegen aan- en afvoerleidingen;b. op die aan- en afvoerleidingen aangesloten installaties en toestellen;c. een verwarmingsinstallatie e/o gecertificeerde sprinklerinstallatie;d. aquaria of met water gevulde zit-/slaapmeubelen, indien het gevolg van een plotseling opgetreden defect.(…)
a. binnen en buiten het gebouw gelegen aan- en afvoerleidingen;
b. op die aan- en afvoerleidingen aangesloten installaties en toestellen;
c. een verwarmingsinstallatie e/o gecertificeerde sprinklerinstallatie;
d. aquaria of met water gevulde zit-/slaapmeubelen, indien het gevolg van een plotseling opgetreden defect.
a) het losschieten van een waterslang bij de vulkraan op zolder, als gevolg waarvan er enige uren water uit deze kraan is gestroomd (rapport van EMN expertise van 28 juli 2010, productie 4 bij inleidende dagvaarding);
b) het overlopen van een watervat, met behulp waarvan de hennepplanten zoveel mogelijk “automatisch” kunnen worden geïrrigeerd. Het bewateren van de hennepplanten geschiedt dan middels dompelpompen die geplaatst zijn in die vaten, en die worden aangestuurd middels een tijdklok. Het waterniveau in de watervaten wordt op peil gehouden middels een zogenoemde ‘vlotter’, die is aangesloten op een geopende waterkraan van, bijvoorbeeld, het waterleidingnet. Een foutsituatie in of bij met name de vlotter zal leiden tot het overlopen van het watervat (rapport van Interseco B.V. van 28 juni 2011, productie 2 bij conclusie van antwoord);
c) de mogelijkheid dat iemand die betrokken was bij de hennepkwekerij vergeten is om de kraan dicht te draaien. Aegon heeft deze laatste mogelijke schadeoorzaak genoemd bij memorie van antwoord. Bij akte houdende producties heeft zij vervolgens een kopie overgelegd van het proces-verbaal van het politieverhoor van 8 juli 2010 van de (als verdachte aangemerkte) huurder in het strafrechtelijk onderzoek in verband met de hennepkwekerij. Uit dit proces-verbaal van verhoor blijkt dat de huurder tegenover de politie heeft verklaard dat hij denkt dat hij vergeten is de kraan uit te zetten.
“4. Hoewel derhalve de onderhavige polisbepalingen op zichzelf genomen duidelijk en begrijpelijk zijn, is gebleken dat verzekerden niet steeds onderkennen dat het hier gaat om de verzekering van een voorwerp, zoals in dit geval de cv-installatie, en dat de begrippen ‘onvoorzien’ en ‘plotseling opgetreden defect’ betrekking hebben op de (eigenschappen van) dat voorwerp. Aldus zou bij verzekerden het onjuiste beeld kunnen ontstaan dat tevens als ‘onvoorzien’ in de zin van deze polisvoorwaarden moet worden beschouwd, schade veroorzaakt door menselijke fouten waarmee verzekerden in redelijkheid niet hebben gerekend.5. De onderhavige klacht is voor de Raad dan ook aanleiding verzekeraar in overweging te geven de onderhavige dekkingsclausules nader uit te leggen door bijvoorbeeld verzekerden uitdrukkelijk erop te wijzen – in de desbetreffende polisbepalingen of anderszins – welke waterschade is gedekt, namelijk – voor zover in dit geval van belang – schade door plotselinge defecten van het verzekerde object en niet de schade die het voorzienbare gevolg is van menselijk falen.”In zijn uitspraak van 16 december 2002 (nr. 2002/79 Br) met betrekking tot waterschade als gevolg van het opendraaien van een vulkraan van de centrale verwarmingsinstallatie in een leegstaand appartement overwoog de Raad van Toezicht Verzekeringen vervolgens tegen de achtergrond van zijn eerdere uitspraken:
“2. Tegen de achtergrond van deze uitspraken is de Raad ook in dit geval nog van oordeel dat de door verzekeraar voorgestane uitleg van de hiervoor in de Inleiding geciteerde bepaling uit zijn polisvoorwaarden – en met name van het daarin voorkomende begrip ‘onvoorzien’ – verdedigbaar is. Dat betekent dat verzekeraar het met betrekking tot die uitleg van de polisbepaling op een proces mag laten aankomen, zonder dat geoordeeld moet worden dat verzekeraar daarmee de goede naam van het verzekeringsbedrijf schaadt.3. De Raad voegt hieraan echter toe dat, naar reeds uit zijn uitspraak van 24 januari 2000 kan worden afgeleid, ermee moet worden gerekend dat hij in de toekomst in ieder geval bij nieuw af te sluiten of na de contractvervaldag te verlengen verzekeringen zal kunnen oordelen dat, wat er zij van de in kringen van verzekeraars en tussenpersonen steeds aan bepalingen als de onderhavige gegeven uitleg, een verzekeraar thans – mede in aanmerking genomen het inmiddels geldende artikel 6:238, lid 2 BW – wel degelijk in strijd met de goede naam van het verzekeringsbedrijf handelt wanneer hij aan zijn verzekerde niet de door de Raad in zijn uitspraak 2000/13 Br aanbevolen nadere uitleg van de bepaling heeft gegeven.”
2004:AR2131, niet gepubliceerd) het woord “onvoorzien” uitgelegd als: “onverhoeds”, “onverwacht”, “waarmee (verzekerde) geen rekening heeft gehouden”, en in het licht van deze uitleg het uitstromen van water uit een openstaande (bij de cv-installatie aanwezige) kraan waarvan de wartel en de vulslang waren losgesprongen als “onvoorzien” aangemerkt. In aansluiting hierop heeft ditzelfde hof in een arrest van 4 augustus 2005 (ECLI:NL:GHAMS:2005:AU6408) het uitstromen van water uit een kraan na het losspringen van een daarop aangesloten tuinslang als ‘onvoorzien’ aangemerkt, nu noch de verzekerde noch de buurvrouw die vergeten was de kraan dicht te draaien het uitstromen van het water had verwacht of daarmee rekening had gehouden. In een arrest van 14 september 2006 (ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ5433) heeft ditzelfde hof – onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen uit 2000 – het overlopen van een douchebak waarvan de afvoerleiding was verstopt eveneens als “onvoorzien” aangemerkt. Het hof Den Haag tenslotte heeft in 2010 (ECLI:NL:GHSGR:2010:BN0529), ook onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van Toezicht Verzekeringen, het uitstromen van water uit een sprinkerinstallatie nadat een derde opzettelijk een aansteker bij een sprinkler hield waardoor die afging, eveneens als “onvoorzien” aangemerkt.
a) € 102.133,57 zoals vastgesteld door EMN Expertise en Elberg Groep BV in de akte van taxatie van 15 juli 2010 (productie 5 bij dagvaarding);
b) circa € 30.000,- (althans een door het hof aan de hand van de bij memorie van grieven verstrekte gegevens ex aequo et bono vast te stellen bedrag, al dan niet na benoeming van een deskundige) ter zake van schade aan de fotozaak;
c) € 1.000,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
d) de wettelijke rente over het totaalbedrag vanaf 1 april (naar het hof begrijpt:) 2011.
Aegon heeft de schadeposten onder a, c en d niet weersproken, zodat deze voor toewijzing vatbaar zijn. Wel heeft Aegon de schadepost onder b weersproken. Het hof overweegt hierover het volgende.
Aegon heeft erop gewezen dat alleen schade aan het gebouw, bereddingskosten en huurderving is verzekerd, en geen schade aan roerende goederen. Zij wijst er op dat de gezamenlijke experts de totale onder de polis gedekte schade hebben begroot, zowel aan het bedrijfspand als aan de bovenwoning.
Beslissing
opnieuw recht doende: