2.Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1PSA heeft in de maanden januari en februari 2008 op basis van zogenoemde operational leasecontracten een tweetal auto's aan VI Project B.V. (verder: VI Project) in gebruik gegeven. De maandtermijnen zijn tot en met augustus 2009 steeds voldaan.
2.2Tot eind oktober 2009 was [naam] (verder: [V]) bestuurder en enig aandeelhouder van VI Holding B.V. (verder: VI Holding), die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder was van VI Project.
2.3Eind oktober 2009 heeft [V] de aandelen in VI Holding verkocht en overgedragen aan Skycell Holding B.V (verder: Skycell). Sindsdien is Skycell bestuurder van VI Holding en VI Project.
2.4[geïntimeerde] is enig aandeelhouder en bestuurder van Skycell.
2.5Skycell is op 17 november 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.6VI Project is op 29 december 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.7Bij brief van 3 februari 2010 schreef de gemachtigde van PSA aan [geïntimeerde]:
"Bovengenoemde cliënt(e) heeft ons opgedragen haar vordering op u gerechtelijk te incasseren. U heeft indertijd als bestuurder van Skycell Holding BV alle aandelen gekocht van en daardoor eigenaar geworden van VI Projects BV. Cliënte heeft met VI projects BV een lease overeenkomst gesloten. Gelijk na de eigendomsoverdracht heeft cliënte moeten constateren dat de leasetermijnen niet werden voldaan. Cliënte kan tot geen andere conclusie komen dan dat u reeds voorafgaand aan de eigendomsoverdracht al bekend was met het feit dat u niet aan de overeenkomst kon voldoen. Het feit dat VI Projects BV failliet is verklaard bevestigt dit. U heeft derhalve jegens cliënte onrechtmatig gehandeld."
2.8In het faillissementsverslag van 19 april 2011 met betrekking tot VI Project is vermeld:
"De curator heeft in de afgelopen verslagperiode aangifte gedaan wegens faillissementsfraude tegen de heer [geïntimeerde], zijnde de laatste bestuurder van de vennootschap".
Verder wordt in het verslag melding gemaakt van preferente vorderingen van de fiscus van € 855.885,-- en van het UWV van € 84.188,14. De concurrente vorderingen bedroegen volgens dat verslag "€ 291.850,44274.986,09", waarmee waarschijnlijk is bedoeld € 291.850,44 en € 274.986,09. Vermeld werd voorts dat de curator het faillissement zou voorgedragen voor opheffing bij gebrek aan baten.
2.9Bij vonnis van 11 januari 2012 (hierna: het verstekvonnis) zijn [geïntimeerde] en [V] op vordering van PSA veroordeeld tot hoofdelijke betaling aan PSA van een bedrag van € 12.773,70, vermeerderd met de overeengekomen rente en proceskosten.
2.1Het verstekvonnis is op 2 februari 2012 aan [geïntimeerde] betekend aan zijn huisadres, door achterlating aldaar van het vonnis in een gesloten envelop.
2.11Op 1 maart 2012 is een proces-verbaal van door PSA ten laste van [geïntimeerde] gelegd executoriaal derdenbeslag onder het UWV aan [geïntimeerde] betekend aan zijn huisadres, door achterlating aldaar van het proces-verbaal in een gesloten envelop.
2.12Bij brief van 25 juli 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan (de gemachtigde van) PSA onder meer laten weten dat op de uitkering van [geïntimeerde] bij het UWV een bedrag van € 521,90 is ingehouden en dat na eerdere tussentijdse afdracht van € 500,00, na aftrek van kosten, nog € 12,71 wordt uitgekeerd. Verder wordt in de brief vermeld dat het inkomen is gestopt en dat de zaak wordt gesloten.
2.13Op verzoek van PSA heeft de deurwaarder zich op 4 maart 2013 naar het woonadres van [geïntimeerde] begeven, teneinde executoriaal beslag te leggen op aan [geïntimeerde] toebehorende roerende zaken. In het exploot van beslaglegging – dat diezelfde dag aan [geïntimeerde] is betekend aan zijn huisadres door achterlating daarvan in een gesloten envelop – staat dat op het adres niemand aanwezig was en dat de gerechtsdeurwaarder de executie vooralsnog heeft opgeschort, onder aanzegging dat verdere tenuitvoerlegging zal plaatsvinden in tegenwoordigheid van een slotenmaker en een ambtenaar van politie die tevens Hulpofficier van Justitie is.
2.14Bij exploot van 2 april 2013 is [geïntimeerde] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis en heeft gevorderd hem te ontheffen van de tegen hem uitgesproken veroordeling. [geïntimeerde] stelde eerst door kennisneming van het exploot van 4 maart 2013 bekend te zijn geworden met het verstekvonnis. Dat op zijn uitkering inhoudingen zijn gedaan, heeft hij nimmer bemerkt, omdat hij ten tijde van de inhoudingen gedetineerd was. Verder betwistte [geïntimeerde] aansprakelijkheid.
2.15Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van PSA jegens [geïntimeerde] afgewezen, met veroordeling van PSA in de kosten.
De rechtbank overwoog daartoe dat gegeven de door [geïntimeerde] gestelde omstandigheden aannemelijk is dat hij niet daadwerkelijk binnen de in artikel 143, lid 2 Rv gestelde termijnen verzet heeft kunnen doen, zodat onverkorte toepassing van de in artikel 143 Rv neergelegde regel ertoe leidt dat niet is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Gelet hierop, is de rechtbank ervan uitgegaan dat de verzettermijn eerst op 4 maart 2013 is aangevangen, zodat het verzet tijdig is ingesteld.
De rechtbank heeft vervolgens in het midden gelaten of de door PSA aan [geïntimeerde] gemaakte verwijten terecht waren, omdat naar haar oordeel het causaal verband tussen een eventueel onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] en het onbetaald blijven van de maandtermijnen ontbreekt. De rechtbank wees er daarbij op dat voldoende aannemelijk is dat VI Project in oktober 2009 al in zodanig financieel zwaar weer verkeerde, dat ook zonder de [geïntimeerde] verweten gedragingen betalingen waren uitgebleven. De rechtbank wees er daarbij op dat al voordat [geïntimeerde] bestuurder werd de (vooruit te betalen) maandtermijnen van september en oktober 2009 onbetaald zijn gebleven.