ECLI:NL:GHDHA:2014:1244

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
200.015.267-03
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij inschrijving van een zaak door gedaagde m.o.o. proceskostenveroordeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] tegen een eindvonnis van de rechtbank Middelburg. De zaak had betrekking op een geschil tussen [appellante], wonende te Sluis, en [geïntimeerde], wonende te IJzendijke. Het hoger beroep werd ingesteld op 16 september 2008, na een eindvonnis van 18 juni 2008 van de kantonrechter. De kantonrechter had geoordeeld dat [appellante] misbruik had gemaakt van haar procesrecht door een dagvaarding in te schrijven bij de sector kanton, terwijl zij wist dat de zaak bij de sector civiel moest worden behandeld. Dit leidde tot onnodige kosten voor [geïntimeerde].

Het hof bevestigde de bevindingen van de kantonrechter en oordeelde dat de grieven van [appellante] faalden. Het hof stelde vast dat [appellante] op de hoogte was van de intenties van [geïntimeerde] om de zaak bij de sector civiel aan te brengen, maar desondanks de dagvaarding bij de sector kanton had laten inschrijven. Dit leidde tot een proceskostenveroordeling ten nadele van [appellante]. Het hof bekrachtigde de bestreden vonnissen en veroordeelde [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, die werden begroot op € 254,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van een voortvarende procesgang en het vermijden van onnodige kosten in rechtszaken. Het hof oordeelde dat de mogelijkheid voor gedaagde om een zaak in te schrijven niet bedoeld is voor situaties waarin de gedaagde al op de hoogte is van de juiste procedurele gang van zaken. De zaak illustreert de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met hun procesrecht en de gevolgen van misbruik daarvan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.015.267/03
Zaaknummer rechtbank : 161637

Arrest d.d. 21 januari 2014

inzake

[appellante],

wonende te Sluis,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. S.B.A. Lhachmi te Terneuzen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te IJzendijke, gemeente Sluis,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. C.L. de Koeijer te Terneuzen.

Het geding

Bij exploot van 16 september 2008 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van 18 juni 2008 dat de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen (hierna: de kantonrechter), tussen partijen heeft gewezen. De zaak is tweemaal ambtshalve geroyeerd en vervolgens opnieuw aangebracht. Bij memorie van grieven van 23 april 2013 heeft [appellante] twee grieven tegen dit eindvonnis, en het daaraan vooraf gegane tussenvonnis van 26 maart 2008 aangevoerd. [geïntimeerde] heeft deze grieven bij memorie van antwoord van 4 juni 2013 bestreden. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Partijen zijn niet opgekomen tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter onder 1.1. tot en met 1.5. van het vonnis van 26 maart 2008, zodat het hof ook van deze feiten zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1.
[geïntimeerde] meent een aantal vorderingen op [appellante] te hebben ter waarde van in totaal meer dan € 5.000,- en heeft [appellante] te dier zake op 3 december 2007 doen dagvaarden tegen de rolzitting van woensdag 19 december 2007 van de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen. Het exploot is aan in persoon aan [appellante] betekend.
1.2.
[geïntimeerde] heeft voormelde dagvaarding niet laten inschrijven bij de griffie van de sector kanton, maar heeft in plaats daarvan een herstelexploit doen uitbrengen dat op maandag 17 december 2007 in persoon aan [appellante] is betekend. In dit exploot is [appellante] aangezegd dat niet de sector kanton, maar de sector civiel van de rechtbank Middelburg bevoegd is van de vorderingen van [geïntimeerde] kennis te nemen, dat dit een gebrek is in de dagvaarding van 3 december 2007 dat hersteld wordt en dat [appellante] thans wordt opgeroepen voor de rolzitting van van de sector civiel recht van de rechtbank Middelburg van woensdag 9 januari 2008. Het herstelexploot vermeldt voorts dat de dagvaarding voor het overige in stand blijft.
1.3.
Een dag na het herstelexploot, derhalve op 18 december 2007, heeft de gemachtigde van [appellante] de griffie van de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen, schriftelijk verzocht het originele dagvaardingsexploot in te schrijven op de rol, conform artikel 127, eerste lid, lid 1 Rv. Daarbij heeft de gemachtigde van [appellante] tevens verzocht [appellante] ontslag van instantie te verlenen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
1.4.
De griffier heeft de dagvaarding ingeschreven en griffierecht aan [geïntimeerde] in rekening gebracht. [geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten, een en ander conform artikel 127, tweede lid, tweede volzin Rv. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [appellante], met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Bij antwoordconclusie is [appellante] gebleven bij haar vordering.
1.5.
De gemachtigde van [appellante] heeft zich op 8 januari 2008 als advocaat voor haar gesteld in de procedure bij de sector civiel recht van de rechtbank Middelburg.
2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 26 maart 2008 aangekondigd het gevraagde ontslag van instantie te zullen verlenen en heeft hieraan toegevoegd dat dit niet betekent dat [geïntimeerde] in de proceskosten zal worden veroordeeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [appellante] de wettelijke bevoegdheid van artikel 127, eerste lid Rv misbruikt door de dagvaarding nog snel ter inschrijving aan te laten bieden bij de griffie van de sector kanton, terwijl zij door het uitgebrachte herstelexploot al wist dat [geïntimeerde] de zaak bij nader inzien wilde aanbrengen bij de sector civiel recht. De kantonrechter heeft een comparitie gelast. Nadat deze comparitie had plaatsgevonden heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 18 juni 2008 overwogen dat zelfs al zou juist zijn de stelling dat door [appellante] al kosten waren gemaakt met het oog op een procedure bij de sector kanton en dat die kosten niet zouden worden vergoed in de procedure bij de sector civiel recht, [appellante] de dagvaarding niet had mogen laten inschrijven bij de sector kanton in de (niet reële) hoop een proceskostenveroordeling ten laste van [geïntimeerde] te verkrijgen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn hierdoor aanzienlijke kosten voor [geïntimeerde] ontstaan, die niet in verhouding staan tot het belang van [appellante]. De kantonrechter heeft partijen ontslagen van het geding voor de sector kanton van de rechtbank Middelburg en heeft [appellante] in de kosten van het geding veroordeeld. De kantonrechter heeft daarbij overwogen ervan uit te gaan dat in het geding voor de sector civiel recht zal worden bepaald wie de kosten van het exploot van dagvaarding van 3 december 2007 zal moeten dragen.
3.
Grief 1 van [appellante] is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van misbruik van bevoegdheid en met grief 2 betoogt [appellante] dat zij ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld.
4.
[geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en voert als primair verweer aan dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de vordering van [appellante] niet meer beloopt dan € 1.750,-. Dit verweer slaagt niet, reeds vanwege het feit dat de vorderingen van [appellante] waarover de rechter in eerste aanleg “had te beslissen” (artikel 332, eerste lid, Rv) in elk geval deels (nl. de vordering tot ontslag van instantie) van onbepaalde waarde zijn.
5.
De grieven van [appellante] lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.
De kantonrechter heeft terecht overwogen dat het belang van een voortvarende procesgang meebrengt dat een fout als de onderhavige – een gedaagde is bij dagvaarding opgeroepen voor een niet bevoegde rechter – door een herstelexploot kan worden gecorrigeerd; dit is ook niet in geschil. [appellante] klaagt onder meer dat de kantonrechter buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door mee te wegen dat [geïntimeerde] door de handelwijze van [appellante] op kosten is gejaagd en door te concluderen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. In het midden kan blijven of dit juist is (het hof beschikt niet over een proces-verbaal van het verhandelde ter comparitie in eerste aanleg), omdat deze kwestie in appel in elk geval deel van de rechtsstrijd is geworden nu [geïntimeerde] zich bij memorie van antwoord expliciet achter het oordeel van de kantonrechter heeft geschaard.
7.
Ook het hof komt tot de conclusie dat een proceskostenveroordeling ten nadele van [appellante] op zijn plaats is. Door het herstelexploot wist [appellante] dat [geïntimeerde] het geding niet langer bij de sector kanton, maar bij de sector civiel recht wilde aanbrengen. [appellante] zelf wenste eveneens behandeling bij de sector civiel recht, getuige haar vordering tot ontslag van instantie. Door de dagvaarding niettemin te laten inschrijven bij de sector kanton, heeft [appellante] onnodige kosten veroorzaakt voor [geïntimeerde]. De in artikel 127, eerste lid, Rv genoemde mogelijkheid voor gedaagde om een zaak zelf te laten inschrijven kan in redelijkheid niet geacht worden tevens bedoeld te zijn voor het hier aan de orde zijnde geval. Daaraan doet niet af het door [appellante] gestelde feit dat zij zelf kosten heeft gemaakt naar aanleiding van het eerste exploot, doordat zij een bespreking met haar gemachtigde heeft gehad waarbij voornamelijk is gesproken over de onbevoegdheid van de kantonrechter, het in dat verband aan te voeren verweer en de (on)mogelijkheid van eisvermindering aan de zijde van [geïntimeerde]. Of [appellante] in dit verband kosten heeft gemaakt die voor vergoeding door [geïntimeerde] in aanmerking komen, kan door [appellante] aan de orde worden gesteld in het geding voor de sector civiel recht.
8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de grieven falen. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat [appellante] in de proceskosten in hoger beroep zal worden veroordeeld.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden vonnissen van 26 maart 2008 en 18 juni 2008 van de kantonrechter,
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de [geïntimeerde] begroot op € 254,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, E.M. Dousma-Valk en R. Kalden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.