ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ4353
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.V. van den Berg
- H.J.H. van Meegen
- E.M. Dousma-Valk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van cessie van vordering en aansprakelijkheid voor telefoniecontract
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank. De zaak draait om de rechtsgeldigheid van een cessie van een vordering door Vodafone aan Intrum Justitia en de aansprakelijkheid van [appellant] voor een telefoniecontract. Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 25 september 2012 en stelt vast dat [appellant] voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de door Intrum Justitia overgelegde producties. Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] falen, omdat hij geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de rechtsgeldigheid van de cessie in twijfel trekken. Intrum Justitia heeft overtuigend bewijs geleverd dat de vordering op [appellant] rechtsgeldig is overgedragen.
Daarnaast handhaaft [appellant] zijn stelling dat hij ten onrechte aansprakelijk wordt gehouden voor een contract dat door een derde op zijn naam is afgesloten. Het hof oordeelt dat de vordering van Intrum Justitia betrekking heeft op abonnementsgelden en kosten van gebruik van drie telefoonaansluitingen waarvoor [appellant] zelf in 2007 een contract met Vodafone heeft gesloten. De bewijsstukken die door Intrum Justitia zijn overgelegd, zijn niet door [appellant] gemotiveerd betwist. Het hof komt tot de conclusie dat het bestreden vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd en dat [appellant] in de proceskosten wordt veroordeeld.
De beslissing van het hof houdt in dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd, [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten en deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 februari 2013.