ECLI:NL:GHDHA:2013:5124

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
001666-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak op grond van artikel 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de verzoeker, die eerder was vrijgesproken in een strafzaak. De verzoeker had een schadevergoeding van € 675,- aangevraagd voor de schade die hij had geleden door zijn verzekering en voorlopige hechtenis. Het hof had eerder, op 5 juni 2013, het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verzoeker vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het verzoek om schadevergoeding werd behandeld in een openbare zitting op 20 november 2013, waarbij de advocaat-generaal I.J.E.H.C. Degeling aanwezig was. De advocaat-generaal concludeerde tot toewijzing van het verzoek.

Het hof oordeelde dat de verzoeker op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering recht had op een schadevergoeding voor de periode van zijn verzekering en voorlopige hechtenis, die liep van 4 mei 2012 tot en met 11 mei 2012. Het hof hanteerde een vergoedingsmaatstaf van € 105,- per dag voor de dagen in voorlopige hechtenis en € 80,- voor de dagen buiten beperkingen. Na berekening kwam het hof tot een totaalbedrag van € 660,- dat aan de verzoeker werd toegekend. Het hof wees het verzoek toe, maar wees andere verzoeken af. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

AV-nummer 001666-13
Datum uitspraak 18 december 2013
GERECHTSHOF DEN HAAG
meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:
[verzoeker],
geboren te [plaats] op [dag] 1969,
[adres],
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M.B. Brouwer, aan de Koninginnegracht 78 te 2514 AH Den Haag.

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 5 juni 2013 met rolnummer 22-002500-12 het vonnis van de rechtbank van 8 mei 2012 in de strafzaak tegen de verzoeker met parketnummer 09-900473-12 vernietigd en hem vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
Namens de verzoeker is vervolgens bij een op 24 september 2013 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift gevraagd om toekenning van een schadevergoeding van € 675,- ter zake van de door hem in zijn strafzaak ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
De raadkamer van het hof heeft het verzoek in het openbaar op 20 november 2013 behandeld. Daarbij is gehoord de advocaat-generaal I.J.E.H.C. Degeling. Aan de verzoeker en zijn advocaat is op voorhand medegedeeld dat zij niet hoeven te verschijnen daar het hof zich op grond van de schriftelijke stukken voldoende acht voorgelicht.
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig de schriftelijke conclusie van 14 oktober 2013 - geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Beoordeling van het verzoek

De strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd met een beslissing, die hem op grond van artikel 89, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering in beginsel recht geeft op toekenning van een vergoeding voor de schade, die hij heeft geleden als gevolg van de door hem ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Ingevolge het hier toepasselijke artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft toekenning van die schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van het hof, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Nu het hof die gronden van billijkheid aanwezig acht, zal het aan de verzoeker voor de tijd die hij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten van 4 mei 2012 tot en met 11 mei 2012, een schadevergoeding toekennen.
Voor de berekening van de geleden immateriële schade zal het hof een vergoedingsmaatstaf hanteren van € 105,- voor iedere dag, die de verzoeker in een politiecel of in beperkingen in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht en een bedrag van € 80,- voor iedere dag die de verzoeker niet in beperkingen in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht, met inbegrip van de dag van aanvang. Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren zoals genoemd in artikel 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt mee dat de dag van invrijheidstelling niet wordt vergoed. Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 105,- maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 80,- merkt het hof aan als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 80,-.
Op grond van het vorenstaande kent het hof aan de verzoeker een schadevergoeding toe van 4 x € 105,- en 3 x € 80,-, derhalve in totaal een bedrag van € 660,-.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden toegewezen.
Beslissing
Het hof:
Wijst het verzoek toe, in dier voege dat aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding wordt toegekend tot een bedrag van in totaal € 660,- (ZESHONDERDZESTIG EURO).
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. M. Moussault, voorzitter, mrs. E.F. Lagerwerf-Vergunst en H. van den Heuvel, leden, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier, en op 18 december 2013 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.