ECLI:NL:RBROT:2014:1293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
Parketnr: 10/661380-11 Raadkamernr: 13/2245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade ten gevolge van voorarrest op grond van artikel 89 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die in de strafzaak met parketnummer 10/661380-11 was vrijgesproken, had verzocht om een schadevergoeding van € 1.195,= voor de schade die hij had geleden als gevolg van zijn voorarrest. De verzoeker was van 13 tot 27 december 2011 in voorlopige hechtenis geweest en had op 12 november 2013 een vrijspraak ontvangen, die op 27 november 2013 onherroepelijk werd. De officier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft daarbij de forfaitaire tarieven van het LOVS als uitgangspunt genomen voor de berekening van de schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten om de dag van invrijheidstelling niet mee te tellen bij de berekening van de vergoeding, in overeenstemming met de praktijk van het Gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft de berekening van de verzoeker voor het aantal dagen en de totale vergoeding goedgekeurd en heeft het verzoek integraal toegewezen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verzoeker een schadevergoeding van € 1.195,= toe te kennen, ten laste van de Staat. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de rechtbank in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/661380-11
Raadkamernummer: 13/2245
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het verzoek als bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],
voor deze zaak domicilie kiezende te (3011 XA) Rotterdam, aan de Bierstraat 115, ten kantore van zijn advocaat mr. Ö. Saki.

Procedure

Het verzoek is op 16 december 2013 ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift en van het raadkamerdossier, waaronder het dossier van de onder bovengenoemd parketnummer ingeschreven strafzaak tegen de verzoeker.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 13 december 2011 tot op 16 december 2011 in verzekering gesteld geweest. Aansluitend heeft hij tot op 27 december 2011 in voorlopige hechtenis verbleven.
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 12 november 2013, is de verzoeker vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste was gelegd. Dit vonnis is op 27 november 2013 onherroepelijk geworden.

Inhoud verzoek en standpunt officier van justitie

Verzocht is om de verzoeker op de voet van artikel 89 Sv ten laste van de Staat een bedrag van € 1.195,= toe te kennen voor de schade tengevolge van het voorarrest.
De officier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - aan deze een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van de ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor materiële en immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen.
De volgende vraag is wat de hoogte van deze vergoeding moet zijn. Daarbij dienen de forfaitaire tarieven zoals die door het LOVS worden voorgestaan voor voorarrest dat is ondergaan op of na 1 september 2008, als uitgangspunt.
Anders dan voorheen, ziet de rechtbank aanleiding om de dag waarop een gewezen verdachte in vrijheid is gesteld niet langer te betrekken bij het vaststellen van de hoogte van de forfaitaire vergoeding. Deze berekeningswijze stemt overeen met de vergoedingsmaatstaf die het Gerechtshof Den Haag hanteert, waarbij de dag van aanvang van de vrijheidsbeneming wel, maar de dag van de invrijheidstelling niet wordt vergoed (zie: Hof Den Haag 18 december 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:5124). Bovendien sluit deze door de rechtbank te hanteren maatstaf aan bij de wijze waarop de aftrek van het voorarrest op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt, waarbij de laatste dag evenmin wordt meegerekend. Voor die aansluiting is temeer reden nu de in voorarrest doorgebrachte dagen in voorkomend geval op de voet van artikel 90, vierde lid, Sv in mindering kunnen worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van een uit andere hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank kan zich, gezien het voorgaande, vinden in de wijze waarop de verzoeker het aantal voor vergoeding in aanmerking komende dagen en het totaal van de hem toe te kennen vergoeding heeft becijferd. Het verzoek zal dan ook integraal worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.195,= (zegge: duizend honderdvijfennegentig euro).
Deze beschikking is gegeven door:
mr.drs. J.J.I. de Jong, voorzitter,
mrs. E.I. Mentink en C. Laukens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.