ECLI:NL:RBROT:2016:9015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
STR-16_151925_BIJZRK_10112016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering na beëindiging van strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren op 11 augustus 1994 te Rotterdam, had verzocht om schadevergoeding voor immateriële schade als gevolg van zijn voorarrest. De verzoeker was op 28 en 29 april 2015 in verzekering gesteld op verdenking van het plegen van een zededelict, maar de strafzaak tegen hem was later geseponeerd. De rechtbank heeft de verzoeken in het openbaar behandeld, waarbij de officier van justitie en de advocaat van de verzoeker aanwezig waren. De verzoeker zelf was echter niet verschenen.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 105,00 voor immateriële schade, omdat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank overwoog dat er voldoende verdenking was om de inverzekeringstelling te rechtvaardigen, maar dat de verzoeker recht had op schadevergoeding op basis van billijkheid. Daarnaast werd er een vergoeding van € 550,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand die de verzoeker had gemaakt in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

De beslissing van de rechtbank was gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoeker gedeeltelijk toegewezen en het overige verzoek afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter W.A.F. Damen, in aanwezigheid van griffier R.M.T. Verheijde, en werd openbaar uitgesproken op 10 november 2016.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Proces-verbaalnummer: PL1700-2015155679-27
Raadkamernummers: 15/1925 (89 Sv)
15/1926 (591a Sv)
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken als bedoeld in de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] , verzoeker,

geboren op 11 augustus 1994 te Rotterdam,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3021 HM) Rotterdam, Mathenesserlaan 214, ten kantore van zijn advocaat mr. B. Kizilocak.

Procedure

Op 27 juli 2015 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 89 en artikel 591a Sv.
De verzoeken zijn op 10 november 2016 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. A. Ekiz en de advocaat zijn gehoord. De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 89 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 210,00 als vergoeding voor de immateriële schade als gevolg van het voorarrest.
De advocaat van de verzoeker heeft bij e-mailbericht van 26 september 2016 gepersisteerd bij het verzoek ook te laatste dag van de inverzekeringstelling te vergoeden met verwijzing naar de uitspraak NBSTRAF 2016/127, afkomstig van de Rechtbank Gelderland - 06-04-2016.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek voor zover het
de forfaitaire vergoeding voor het ondergane voorarrest beloopt en acht een bedrag van
€ 105,00 toewijsbaar. Voor het overige dient het verzoek te worden afgewezen.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer op 28 april 2015en 29 april 2015 in verzekering gesteld geweest, op verdenking van het plegen van een zededelict.
Bij schriftelijke kennisgeving heeft de officier van justitie de verzoeker bericht dat de strafzaak tegen hem/haar is geseponeerd.

Beoordeling

Verzoek artikel 89 Sv
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat er ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling voldoende verdenking tegen de verzoeker was om dat dwangmiddel te rechtvaardigen.
Immateriële schade
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor materiële en immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen.
De volgende vraag is wat de hoogte van deze vergoeding moet zijn. Daarbij dienen de forfaitaire tarieven, zoals die door het LOVS worden voorgestaan voor voorarrest dat is ondergaan op of na 1 september 2008, voor de rechtbank als uitgangspunt.
Verzoeken als de onderhavige komen veelvuldig voor en zijn onderling over het algemeen in hoge mate vergelijkbaar. Om die reden heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS) gestreefd naar een zekere uniformering in de afdoening ervan. Gekozen is voor een systeem dat is gebaseerd op standaardbedragen per dag. Onderdeel van het systeem is dat de eerste dag als volledige dag wordt vergoed (ongeacht het tijdstip van inverzekeringstelling), maar de dag van invrijheidstelling niet (zie: Hof Den Haag 18 december 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:5124 en hof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2016:5789). Vergoeding van één dag vindt ook plaats indien iemand maar een gedeelte van een dag in verzekering is gesteld geweest.
Deze berekening sluit bovendien aan bij de wijze waarop de aftrek van het voorarrest op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt, waarbij indien er sprake is van meer dan een dag voorarrest, de dag van invrijheidstelling evenmin wordt meegerekend. Voor die aansluiting is temeer reden nu de in voorarrest doorgebrachte dagen in voorkomend geval op de voet van artikel 90, vierde lid, Sv in mindering kunnen worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van een uit andere hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.
Gelet op het voorgaande zal aan de verzoeker voor geleden immateriële schade een vergoeding ter hoogte van € 105,00 worden toegekend en zal het verzoek voor het overige worden afgewezen.
Verzoek artikel 591a Sv
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op grond van artikel 591a juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Het verzoek ziet op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 89 en 591a Sv ingediende verzoekschrift.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van de op grond van artikel 89 en 591a Sv ingediende verzoekschrift een vergoeding van € 550,00 toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 16/1925 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,00 (zegge: honderdvijf euro);
wijst af het meer of anders verzochte.
t.a.v. het onder RK-nummer 16/1064 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,= (zegge: vijfhonderdvijftig euro).
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, rechter,
in tegenwoordigheid van R.M.T. Verheijde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2016.