In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 25 juni 2013, staat de intrekking van een ANBI-beschikking centraal. De belanghebbende, Stichting [X], was sinds 1 januari 2008 aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) door de Inspecteur van de Belastingdienst. Echter, op 1 november 2010 werd deze beschikking met terugwerkende kracht ingetrokken. De rechtbank had eerder het beroep van de stichting gegrond verklaard, maar de Inspecteur ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de stichting niet voldeed aan de criteria voor ANBI-status, omdat haar activiteiten voornamelijk gericht waren op het dienen van particuliere belangen, zoals het verhuren van recreatiewoningen aan ziekenhuispersoneel. Het Hof bevestigde dat de intrekking van de ANBI-beschikking terecht was en dat de terugwerkende kracht van de intrekking geoorloofd was. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de stichting gedurende de periode van 1 januari 2008 tot 1 november 2010 als ANBI moest worden aangemerkt op basis van het vertrouwensbeginsel. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en bevestigde de beslissing van de Inspecteur, waarbij het belang van de feitelijke activiteiten van de stichting in de beoordeling werd benadrukt.