ECLI:NL:GHDHA:2013:3764
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake ontruiming woning na beëindiging affectieve relatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De voorzieningenrechter had op 21 juni 2013 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, die de ontruiming van de woning vorderde na het beëindigen van een affectieve relatie. De partijen, die samen in de woning woonden, hebben hun relatie op 23 oktober 2012 beëindigd. Na de beëindiging heeft [geïntimeerde] de woning verlaten, terwijl [appellant] in de woning is blijven wonen. [geïntimeerde] heeft [appellant] in januari 2013 laten weten dat zij de woning per 1 maart 2013 te koop wilde zetten, tenzij [appellant] de woning zou willen toebehoren. [appellant] heeft hierop niet gereageerd.
In het kort geding vorderde [geïntimeerde] de ontruiming van de woning en een bevel aan [appellant] om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat [appellant] de woning moest verlaten, omdat hij niet had aangetoond dat hij de woning kon financieren of dat hij recht had op toedeling. [geïntimeerde] had ook een dwangsom gevorderd, die door de voorzieningenrechter gedeeltelijk werd toegewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] de vernietiging van het vonnis gevorderd en de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. Het hof oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij recht had op de woning en dat de ontruiming terecht was toegewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De grieven van [appellant] werden verworpen, en de ontruimingstermijn van een maand na betekening van het vonnis werd als voldoende beschouwd.