Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/441476 / KG ZA 13-428
Arrest van 24 september 2013
2.
POSTZEGELSHOP ANNETTE V.O.F.,
gevestigd te Zeist,
3.
[appellant sub 3],
wonend te [woonplaats],
KONINKLIJKE POSTNL B.V.,
Het geding
In het exploot hebben NVPH c.s. drie grieven opgeworpen, hun oorspronkelijke vorderingen aangepast en producties opgenomen. De grieven en de gewijzigde vordering zijn door PostNL bestreden bij memorie van antwoord met producties. Bij dit processtuk heeft PostNL tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld en daartoe één grief opgeworpen. De zaak is, nadat beide partijen nog producties hadden doen inzenden, door de advocaten van partijen aan de hand van pleitnota's toegelicht ter zitting van 29 augustus 2013. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Tot slot hebben partijen arrest gevraagd. De zaak is behandeld als een spoedappel.
Beoordeling van het hoger beroep
In het navolgende worden, voor zover van toepassing, onder PostNL mede haar rechtsvoorgangers begrepen.
- primair: om vanaf 1 november 2013 de guldenzegels te (blijven) aanvaarden als geldig frankeermiddel voor de door haar uit te voeren postvervoersdiensten,
- subsidiair: guldenzegels bij aanbieding om te ruilen voor 'eurozegels', met een equivalente nominale waarde en een geldigheid voor onbepaalde tijd,
een en ander totdat definitief is beslist in een door NVPH c.s. aanhangig te maken bodemgeschil over de ongeldigverklaring van de guldenzegels,
- en voorts: om het vonnis van de voorzieningenrechter openbaar te maken door publicatie in drie landelijke dagbladen en op de website van PostNL.
PostNL is niet gerechtigd om (eenzijdig) over te gaan tot ongeldigverklaring van de guldenzegels, meer specifiek de vanaf 1 januari 1977 uitgegeven guldenzegels en de daarvóór uitgegeven guldenzegels van het type 'Juliana Regina' en de cijferzegels van het type 'Crouwel'. Bovendien kan de wijze waarop zij daaraan vorm heeft gegeven niet door de beugel, nu een (veel) te korte termijn tussen de ingangsdatum van de ongeldigheid en de mededeling daarvan in acht is genomen en geen mogelijkheid wordt geboden om de guldenzegels in te ruilen tegen eurozegels. Al van oudsher heeft PostNL (althans haar rechtsvoorganger[s]) zich bij de verkoop van postzegels voor onbeperkte tijd verplicht om de zegels in de toekomst te blijven aanvaarden als betaalmiddel voor de door haar te verrichten diensten uit hoofde van de door de bezitters van die zegels verstrekte opdrachten tot postbezorging. De kopers/ bezitters van de guldenzegels mochten er in ieder geval op vertrouwen dat de zegels te allen tijde hun (frankeer)waarde blijven behouden. Op dit moment zijn nog veel ('postfrisse'/ongebruikte) guldenzegels in omloop. Zelf schat PostNL de waarde daarvan tussen € 20 miljoen en € 200 miljoen, terwijl volgens haar nog jaarlijks voor een bedrag van circa € 2 miljoen aan guldenzegels wordt gebruikt als frankeermiddel. De handel in guldenzegels is ook nog levendig. De ongeldigverklaring werkt derhalve (zeer) nadelig voor iedereen die nog in het bezit is van guldenzegels, zoals Annette, [appellant sub 3] en de leden van NVPH, die de vorderingen instelt als 'belangenbehartiger' in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek ('BW'). De guldenzegels worden per 1 november 2013 immers waardeloos, terwijl de thans aanwezige 'voorraad' niet kan worden verbruikt in een periode van slechts negen maanden. Door de plotselinge ongeldigverklaring van de guldenzegels en de wijze waarop dat gebeurt schiet PostNL toerekenbaar tekort in haar verplichtingen jegens de bezitters van de zegels, dan wel handelt zij onrechtmatig jegens hen. Op de zitting hebben eisers de grondslag van hun vorderingen nog aangevuld met een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Door middel van de onderhavige procedure beogen eisers te bewerkstelligen dat de status quo met betrekking tot de guldenzegels voorlopig wordt gehandhaafd, in afwachting van de beslissing van de rechter in een door hen - binnen twee maanden - aanhangig te maken bodemprocedure. Daarvoor is reden temeer, nu PostNL geen, althans onvoldoende, belang heeft bij de ongeldigverklaring van de guldenzegels per 1 november 2013.
(i) NVPH is niet-ontvankelijk in haar vorderingen, aangezien zij niet voldoet aan de formele en materiële eisen die artikel 3:305a BW stelt;(ii) eisers hebben de verkeerde partij gedagvaard, nu de onder 1.2 bedoelde concessie is verleend aan de naamloze vennootschap PostNL N.V.; op grond van interne afspraken binnen de PostNL-groep is PostNL belast met de feitelijke uitvoering van de onder de concessie vallende diensten, hetgeen haar nog geen partij maakt in het onderhavige geschil;(iii) het is PostNL wel degelijk toegestaan om over te gaan tot ongeldig-verklaring van de guldenzegels;(iv) PostNL heeft bij de kopers c.q. de (huidige) bezitters van de guldenzegels niet het vertrouwen gewekt dat de zegels onbeperkt als geldig frankeermiddel zouden kunnen worden gebruikt; in 1967 en 1985 is ook al een groot aantal postzegels ongeldig verklaard; daar komt bij dat destijds de termijn tussen de ongeldigheid en de bekendmaking daarvan steeds (aanzienlijk) korter was dan negen maanden en ook toen geen inruilmogelijkheid werd geboden;(v) PostNL heeft zwaarwegende belangen bij de ongeldigverklaring van de guldenzegels, bijvoorbeeld uit het oogpunt van efficiency, doelmatigheid, rechtszekerheid en fraudepreventie; van de tussen 40 en 11 jaar geleden uitgegeven guldenzegels is thans nog slechts minder dan 1% - als geldig frankeermiddel - in omloop; de guldenzegels voldoen niet meer aan de eisen van de hedendaagse tijd, waardoor zij fraudegevoelig zijn; gebleken is dat zij - in ieder geval - vanaf 2010 op grote schaal zijn vervalst (door de 'georganiseerde misdaad') voor frauduleuze doeleinden, alsmede dat - ondanks een jegens een aantal fraudeurs uitgesproken veroordelend civielrechtelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam en een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie - de fraude nog steeds voortduurt; controle van de guldenzegels op echtheid is disproportioneel kostbaar en brengt mee dat de postbezorging (ernstig) wordt vertraagd;(vi) eisers hebben geen belang bij hun vorderingen, althans de belangen die zij stellen doen zich niet voor; zo kan er slechts sprake zijn van wanprestatie c.q. onrechtmatig handelen jegens de eerste kopers van de guldenzegels, waartoe eisers niet behoren; voorts worden hobbyisten/ verzamelaars niet geraakt door de ongeldigverklaring; voor speculanten zou dat anders kunnen liggen, maar voor het bewuste risico dat zij hebben gelopen is PostNL niet aansprakelijk; bovendien moet het er voor worden gehouden dat eisers de guldenzegels ná de bekendmaking van de ongeldigverklaring op 28 januari 2013 hebben aangeschaft, zodat PostNL ook om die reden niet aansprakelijk is voor de eventuele schade van eisers als gevolg van de maatregel;(vii) de vorderingen van eisers uit hoofde van wanprestatie, dan wel onrechtmatig handelen zijn verjaard;(viii) eisers hebben afstand gedaan van hun rechten, althans hun rechten verwerkt;(ix) er is sprake van 'eigen schuld' van de zijde van eisers; ze hebben namelijk geweten, althans kunnen weten dat de guldenzegels ooit ongeldig zouden worden verklaard en hebben (meer dan) voldoende tijd gehad om de zegels te gebruiken;(x) de door PostNL in acht genomen termijn van negen maanden tussen de ongeldigheid en de bekendmaking ervan is alleszins redelijk;(xi) de eis is te algemeen en te ruim geformuleerd; zo is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het gegeven dat de daadwerkelijke waarde (de 'verzamelwaarde') van bepaalde guldenzegels hoger ligt dan de frankeer-waarde, zodat deze buiten het gevorderde dienen te blijven; verder is niet voorzien in een 'opt out' mogelijkheid ex artikel 3:305a lid 5 BW; voorts is nakoming van het gevorderde hoe dan ook absoluut en praktisch onmogelijk, terwijl de vordering tot openbaarmaking van het vonnis niet noodzakelijk is;(xii) PostNL loopt een groot restitutierisico voor wat betreft de door haar te lijden schade indien de vorderingen van eisers in kort geding worden toegewezen en nadien door de bodemrechter worden afgewezen; een eventueel toewijzend vonnis in de onderhavige procedure mag derhalve niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard; voor zover dat toch aangewezen is, moet daaraan - op de voet van artikel 233 lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv'), juncto artikel 6:51 BW - de voorwaarde worden verbonden dat eisers zekerheid stellen tot een bedrag van € 26 miljoen;(xiii) gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, lenen de vorderingen van eisers zich niet voor een kort geding; de vraag rijst waarom eisers niet al eerder een bodemzaak aanhangig hebben gemaakt; daarin zou thans reeds een comparitie van partijen hebben plaatsgevonden, althans zijn gelast en zou wellicht vóór 1 november 2013 een vonnis zijn gewezen.
Voor wat betreft een substantieel deel van de hiervoor weergegeven kwesties zijn, mede gelet op de gemotiveerde onderbouwing door PostNL van haar verweren, de voor de beoordeling daarvan relevante feiten binnen het beperkte kader van dit kort geding niet, althans onvoldoende helder geworden. Dienaangaande is nader - grondiger - onderzoek nodig, waarvoor in deze procedure geen plaats is. Eisers hebben op de zitting ook erkend dat het een complexe zaak betreft. Op grond van het voorgaande valt tevens niet in te schatten hoe de bodemrechter zal oordelen in een aan hem voorgelegd geschil over de ongeldigverklaring van de guldenzegels. Een en ander leidt tot het oordeel dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, zoals bedoeld in artikel 256 Rv, ook al moet met de daarin gegeven bevoegdheid terughoudend worden omgegaan.
€ 1.750,- niet te boven gaat.
die overeenkomstvoor PostNL de verbintenis voortvloeit om de postzegels mettertijd als frankeermiddel te aanvaarden. Bij het sluiten van een concrete postvervoersovereenkomst zal PostNL wel een bij voorbaat aangeschafte, geldige postzegel beschouwen als een geldig betaalmiddel ter voldoening van het verschuldigde tarief (naast chartaal of giraal geld) en de postzegel heeft dan tevens de functie van kwijting. Dat vloeit voort uit
de aardvan de postzegel, die, in termen van overeenkomstenrecht, ook is uit te leggen als een aanbod (onder voorwaarden) tot het aangaan van een postvervoersovereenkomst. Hieruit volgt dat het hof de stelling van NVPH c.s. verwerpt dat PostNL niet de bevoegdheid heeft de koopovereenkomst eenzijdig te verbreken althans niet na te komen door postzegels ongeldig te verklaren. Van een zodanige situatie is hier geen sprake.
Beslissing
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt NVPH, Annette en [appellant sub 3] hoofdelijk, des dat door betaling van de ene de anderen worden bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van PostNL tot deze uitspraak begroot op € 683,- voor verschotten en € 2.682,- voor salaris advocaat;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.