(i) NVPH is niet-ontvankelijk in haar vorderingen, aangezien zij niet voldoet aan de formele en materiële eisen die artikel 3:305a BW stelt;
(ii) eisers hebben de verkeerde partij gedagvaard, nu de onder 1.2 bedoelde concessie is verleend aan de naamloze vennootschap PostNL N.V.; op grond van interne afspraken binnen de PostNL-groep is PostNL belast met de feitelijke uitvoering van de onder de concessie vallende diensten, hetgeen haar nog geen partij maakt in het onderhavige geschil;
(iii) het is PostNL wel degelijk toegestaan om over te gaan tot ongeldigverklaring van de guldenzegels;
(iv) PostNL heeft bij de kopers c.q. de (huidige) bezitters van de guldenzegels niet het verrouwen gewekt dat de zegels onbeperkt als geldig frankeermiddel zouden kunnen worden gebruikt; in 1967 en 1985 is ook al een groot aantal postzegels ongeldig verklaard; daar komt bij dat destijds de termijn tussen de ongeldigheid en de bekendmaking daarvan steeds (aanzienlijk) korter was dan negen maanden en ook toen geen inruilmogelijkheid werd geboden;
(v) PostNL heeft zwaarwegende belangen bij de ongeldigverklaring van de guldenzegels, bijvoorbeeld uit het oogpunt van efficiency, doelmatigheid, rechtszekerheid en fraudepreventie; van de tussen 40 en 11 jaar geleden uitgegeven guldenzegels is thans nog slechts minder dan 1% - als geldig frankeermiddel - in omloop; de guldenzegels voldoen niet meer aan de eisen van de hedendaagse tijd, waardoor zij fraudegevoelig zijn; gebleken is dat zij - in ieder geval - vanaf 2010 op grote schaal zijn vervalst (door de 'georganiseerde misdaad') voor frauduleuze doeleinden, alsmede dat - ondanks een jegens een aantal fraudeurs uitgesproken veroordelend civielrechtelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam en een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie - de fraude nog steeds voortduurt; controle van de guldenzegels op echtheid is disproportioneel kostbaar en brengt mee dat de postbezorging (ernstig) wordt vertraagd;
(vi) eisers hebben geen belang bij hun vorderingen, althans de belangen die zij stellen doen zich niet voor; zo kan er slechts sprake zijn van wanprestatie c.q. onrechtmatig handelen jegens de eerste kopers van de guldenzegels, waartoe eisers niet behoren; voorts worden hobbyisten/verzamelaars niet geraakt door de ongeldigverklaring; voor speculanten zou dat anders kunnen liggen, maar voor het bewuste risico dat zij hebben gelopen is PostNL niet aansprakelijk; bovendien moet het er voor worden gehouden dat eisers de guldenzegels ná de bekendmaking van de ongeldigverklaring op 28 januari 2013 hebben aangeschaft, zodat PostNL ook om die reden niet aansprakelijk is voor de eventuele schade van eisers als gevolg van de maatregel;
(vii) de vorderingen van eisers uit hoofde van wanprestatie, dan wel onrechtmatig handelen zijn verjaard;
(viii) eisers hebben afstand gedaan van hun rechten, althans hun rechten verwerkt;
(ix) er is sprake van 'eigen schuld' van de zijde van eisers; ze hebben namelijk geweten, althans kunnen weten dat de guldenzegels ooit ongeldig zouden worden verklaard en hebben (meer dan) voldoende tijd gehad om de zegels te gebruiken;
(x) de door PostNL in acht genomen termijn van negen maanden tussen de ongeldigheid en de bekendmaking ervan is alleszins redelijk;
(xi) de eis is te algemeen en te ruim geformuleerd; zo is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het gegeven dat de daadwerkelijke waarde (de 'verzamelwaarde') van bepaalde guldenzegels hoger ligt dan de frankeerwaarde, zodat deze buiten het gevorderde dienen te blijven; verder is niet voorzien in een 'opt out' mogelijkheid ex artikel 3:305a lid 5 BW; voorts is nakoming van het gevorderde hoe dan ook absoluut en praktisch onmogelijk, terwijl de vordering tot openbaarmaking van het vonnis niet noodzakelijk is;
(xii) PostNL loopt een groot restitutierisico voor wat betreft de door haar te lijden schade indien de vorderingen van eisers in kort geding worden toegewezen en nadien door de bodemrechter worden afgewezen; een eventueel toewijzend vonnis in de onderhavige procedure mag derhalve niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard; voor zover dat toch aangewezen is, moet daaraan - op de voet van artikel 233 lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv'), juncto artikel 6:51 BW - de voorwaarde worden verbonden dat eisers zekerheid stellen tot een bedrag van € 26 miljoen;
(xiii) gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, lenen de vorderingen van eisers zich niet voor een kort geding; de vraag rijst waarom eisers niet al eerder een bodemzaak aanhangig hebben gemaakt; daarin zou thans reeds een comparitie van partijen hebben plaatsgevonden, althans zijn gelast en zou wellicht vóór 1 november 2013 een vonnis zijn gewezen