Uitspraak
Uitspraak d.d. 24 juli 2013
[X] te [Z], belanghebbende,
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
12.887 3.221
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Oordeel van de rechtbank
Privégebruik auto
“1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto.(…)
6. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de belastingplichtige voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd. (…)”
- uit het proces-verbaal van het onderzoek van de FIOD-ECD blijkt dat in 2002 36 personen hun lease auto aan het einde van de leaseperiode hebben overgenomen voor een lagere prijs;
- de leasevorm al sinds 1978 wordt toegepast en dat het dus om meerdere honderden gevallen moet gaan;
- een gering aantal uitspraken met betrekking tot hetzelfde onderzoek zijn gepubliceerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn stelling niet met voldoende concreet bewijs onderbouwd. Hij heeft niet bewezen dat in de genoemde gevallen sprake is van een met eiser vergelijkbare situatie waarin op dezelfde wijze gebruik is gemaakt van de leasevorm. Bovendien is niet gebleken dat voor zover sprake is van gelijke gevallen, zij onder de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Haaglanden ressorteren. Nu niet is gebleken dat in een meerderheid van de gevallen een gunstiger behandeling heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Eisers stelling dat sprake is van bewijsnood, nu verweerder heeft geweigerd alle door eiser opgevraagde informatie te verstrekken, doet aan bovenstaand oordeel niet af. Hierbij overweegt de rechtbank dat verweerder heeft gesteld en naar de rechtbank aannemelijk acht dat hij niet bekend is met belastingplichtigen, die onder zijn eenheid van de Belastingdienst vallen en die op dezelfde wijze gebruik hebben gemaakt van dezelfde leasevorm. De stelling van eiser dat deze leasevorm al sinds 1978 bestond is niet van belang voor het gelijkheidsbeginsel, nu het onderzoek van de FIOD-ECD pas in 2004 werd ingesteld en zich slechts heeft gericht op een beperkt aantal voorafgaande jaren. Gelet op bovenstaande faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
- de gronden van het beroep in cassatie.