ECLI:NL:GHARN:2012:BY4916

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.116.125
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van een schuldeiser tegen aanhouding faillissementsverzoek in verband met wettelijke schuldsanering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot faillietverklaring van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf X]. De rechtbank Arnhem had eerder op 23 oktober 2012 de behandeling van het faillissementsverzoek van [bedrijf Y] geschorst, omdat [bedrijf Y] een verzoek had ingediend voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank de behandeling van het faillissementsverzoek had aangehouden tot 26 februari 2013, in afwachting van de behandeling van het verzoek tot schuldsanering.

[bedrijf X] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, met het verzoek om het faillissementsverzoek van [bedrijf Y] niet-ontvankelijk te verklaren of om [bedrijf Y] een termijn te geven om zijn verzoek tot schuldsanering aan te vullen. Het hof heeft de argumenten van [bedrijf X] overwogen, maar oordeelde dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in de Faillissementswet in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van [bedrijf X]. Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht de termijn voor [bedrijf Y] had vastgesteld om zijn verzoek tot schuldsanering te completeren.

Uiteindelijk heeft het hof [bedrijf X] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en haar veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van faillissementsrecht en de bescherming van schuldenaren die een verzoek tot schuldsanering indienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.116.125
(rekestnummer rechtbank: 12/1359)
beslissing van de eerste civiele kamer van 3 december 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf X],
statutair gevestigd te [plaats],
appellante,
advocaat: mr. P.R. Dekker,
tegen:
[Y],
tevens handelend onder de naam “[bedrijf Y]”,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.W. Steenpoorte.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij faillissementsrekest van 2 oktober 2012 heeft appellante (hierna te noemen: [bedrijf X]) de rechtbank Arnhem verzocht geïntimeerde (hierna te noemen: [Y]) in staat van faillissement te verklaren.
1.2 Op 22 oktober 2012 heeft [Y] per fax bij de rechtbank Arnhem een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en tevens verzocht het ingediende verzoek van [bedrijf X] om hem failliet te verklaren te schorsen.
1.3 In het proces-verbaal van 23 oktober 2012 heeft de rechtbank Arnhem opgemerkt dat, nu [Y] een verzoek wil indienen om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsane-ringsregeling, de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring van [Y] is geschorst.
De rechtbank heeft voorts in genoemd proces-verbaal melding gemaakt van de ambtshalve aanhouding van de verdere behandeling tot dinsdag 26 februari 2013 te 10.30 uur pro forma, nadat was vastgesteld dat [Y] op de bij de wet voorgeschreven wijze was opgeroepen en niet ter zitting van 23 oktober 2012 was verschenen, in afwachting van de binnenkomst en behandeling van het verzoekschrift.
1.4 Bij verzoek van 29 oktober 2012 heeft [bedrijf X] de rechtbank Arnhem verzocht te bepalen dat hoger beroep van voornoemde beslissing van 23 oktober 2012 tussentijds mogelijk is.
1.5 Bij beschikking van 30 oktober 2012 heeft de rechtbank Arnhem [bedrijf X] toegelaten tot het tussentijds instellen van hoger beroep tegen de beschikking van
23 oktober 2012 om het verzoek tot faillietverklaring vier maanden pro forma aan te houden.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 31 oktober 2012 ingekomen verzoekschrift is [bedrijf X] in hoger beroep gekomen van voornoemde beslissing van 23 oktober 2012 en heeft zij verzocht die beslissing te vernietigen en, opnieuw recht doende:
- primair: het door [Y] ingediende verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsane-ringsregeling niet-ontvankelijk te verklaren, omdat [Y] bij het indienen van dat verzoek het minnelijk schuldhulpverleningstraject nog niet had opgestart en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is te verwachten dat hij binnen de termijn van artikel 287 lid 2 van de Faillissementswet (hierna te noemen: Fw) dit traject niet zal kunnen afronden en alsnog over te gaan tot het uitspreken van het faillissement van [Y] op het door haar ingediende rekest;
- subsidiair: [Y] een termijn te gunnen (te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, dus in dit geval vanaf
22 oktober 2012) van ten hoogste één maand om het incomplete verzoek aan te vullen en (A) bij tijdige aanvulling met de meeste spoed te beslissen op voornoemd verzoek en (B) bij niet tijdige aanvulling [Y] niet-ontvankelijk te verklaren in dat verzoek en vervolgens [Y] (op het namens haar ingediende rekest) failliet te verklaren.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van het faxbericht van 7 november 2012 van mr. Ortiz Aldana, kantoorgenoot van mr. Dekker.
Op 26 november 2012, kort voor aanvang van de mondelinge behandeling, heeft mr. Steenpoorte namens [Y] per mail een verweerschrift ingediend, waarin primair is verzocht om [bedrijf X] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en haar te veroordelen in de kosten van deze procedure en subsidiair is verzocht de verzoeken van [bedrijf X] af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2012, waarbij namens [bedrijf X] is verschenen mevrouw [X], bijgestaan door mr. Dekker, die het woord heeft gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen.
Tevens is verschenen [Y] in persoon, bijgestaan door mr. Steenpoorte.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [bedrijf X] heeft in hoger beroep, kort samengevat, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het faillissementsverzoek en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling de facto buiten behandeling heeft gelaten door deze verzoeken ambtshalve tot 26 februari 2013 aan te houden. Volgens [bedrijf X] had de rechtbank [Y] in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (nu met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststaat dat de aanvullende stukken ter completering van het WSNP-verzoek niet tijdig zullen worden ingediend) niet-ontvankelijk moeten verklaren en het faillissement van [Y] moeten uitspreken, althans had de rechtbank [Y] een maximale termijn van één maand moeten geven voor het aanvullen van voornoemd verzoek om nadien terstond op dat verzoek te beslissen.
[Y] heeft de stellingen van [bedrijf X] gemotiveerd betwist.
3.2 Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 3a lid 2 Fw, bij gelijktijdig aanhangig zijn van een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Blijkens het beroepschrift wordt dat ook door [bedrijf X] onderkend. Het hof begrijpt het beroep dan ook aldus dat het met name is gericht tegen de (lange) termijn die aan [Y] is gegund om zijn schuld-saneringsverzoek te completeren.
3.3 Het hof is van oordeel dat het uit artikel 360 Fw af te leiden gesloten stelsel van rechtsmiddelen in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van de door [bedrijf X] in hoger beroep aangevoerde bezwaren. Wellicht ten overvloede merkt het hof daarbij nog op dat de door de rechtbank gegeven termijn niet zozeer ziet op het ingediende verzoek tot faillietverklaring van [Y], maar veeleer op het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, ten aanzien waarvan [bedrijf X] geen beroepsmogelijkheden heeft.
3.4 Het vorenstaande leidt het hof tot het oordeel dat [bedrijf X] niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep van de in het proces-verbaal van de rechtbank van
23 oktober 2012 weergegeven beslissing tot aanhouding van het faillissementsrekest tot, pro forma, 26 februari 2013. Voorts zal [bedrijf X] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
4. De beslissing
Het hof, beslissende in hoger beroep:
verklaart [bedrijf X] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt [bedrijf X] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Y] begroot op € 291,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
Deze beslissing is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, A.W. Steeg en L.M. Croes, en is op 3 december 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.