ECLI:NL:GHARN:2012:BX8860

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.102.095
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbevoegdheid en kostenveroordeling in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bora Borgh Beheer B.V. en Shotblastsupport B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Almelo, waarin de rechtbank zich relatief onbevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen naar een andere rechter. De rechtbank had op 9 november 2011 een proceskostenveroordeling uitgesproken, waartegen Bora c.s. in hoger beroep zijn gegaan. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 110 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen een vonnis waarin de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard, geen hogere voorziening is toegelaten. De enkele omstandigheid dat de rechtbank in het vonnis een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, maakt dit niet anders. Het hof stelt vast dat de beoordeling van de kostenbeslissing in hoger beroep in de regel een (her)beoordeling van de beslissing over de toe- of afwijzing van de incidentele vordering vergt, wat ingevolge artikel 110 lid 3 Rv uitgesloten is. Bora c.s. zijn niet-ontvankelijk in hun hoger beroep en worden veroordeeld in de kosten daarvan. De kosten van Kaltenbach in dit hoger beroep worden begroot op € 666,- voor verschotten en € 894,- voor salaris advocaat, overeenkomstig het liquidatietarief. Het hof verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.102.095
(zaaknummer rechtbank 122763)
arrest van de zesde kamer van 11 september 2012
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bora Borgh Beheer B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Shotblastsupport B.V.,
beide gevestigd te Hengelo,
3. [appellant sub 3],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: Bora c.s.,
advocaat: mr. J.H.C. van den Akker,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kaltenbach Shotblast and Painting Systems B.V.,
gevestigd te Hengelo,
geïntimeerde,
hierna: Kaltenbach,
advocaat: mr. U.W.G. Thöle.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
9 november 2011 dat de rechtbank Almelo tussen Bora c.s. als gedaagden in de hoofdzaak, tevens eisers in de incidenten en Kaltenbach als eiseres in de hoofdzaak, tevens verweerster in de incidenten heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 februari 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende. Bij inleidende dagvaarding van
11 augustus 2011 heeft Kaltenbach Bora c.s. gedagvaard voor de rechtbank Almelo en daarbij jegens Bora c.s. onder meer gevorderd, samengevat weergegeven, een verbod tot:
- het gebruik van het merk Gietart en daarmee (verwarringwekkend) overeenstemmende tekens;
- het gebruik van de handels- en domeinnaam Gietart en daarmee (verwarringwekkend) overeenstemmende handels- en domeinnamen;
- ‘reclame, het aanbieden en de verkoop’ van bepaalde straalinstallaties;
- iedere reclame voor de producten of diensten van Bora c.s. ‘met behulp van de tekens Gietart, original Gietart Shotblasters en Gietart, The Original of daarmee op verwarringwekkende wijze overeenstemmende tekens’;
een en ander op straffe van een dwangsom en met nevenvorderingen.
3.2 Bora c.s. hebben bij incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, tevens inhoudende een incidentele conclusie tot oproeping van derden in het geding ex artikel 118 Rv gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van de vorderingen van Kaltenbach kennis te nemen en Bora c.s. zal toestaan de in Dubai gevestigde vennootschap Gietart Middle East FCZO te dagvaarden teneinde zich te voegen aan de zijde van Bora c.s. voor het inroepen van de nietigheid van de Benelux Merkenregistraties van Kaltenbach.
3.3 Bora c.s. hebben gevorderd dat de Kaltenbach zal worden veroordeeld in de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv.
3.4 De rechtbank heeft bij vonnis van 9 november 2011 in het bevoegdheidsincident geoordeeld dat de rechtbank ’s-Gravenhage exclusief relatief bevoegd is kennis te nemen van het geschil (rov. 2.4). De rechtbank heeft in het bevoegdheidsincident de vordering toegewezen, in de hoofdzaak en het incident ex artikel 118 Rv. zich onbevoegd verklaard van de vorderingen kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank ’s-Gravenhage. Daarbij heeft de rechtbank in het bevoegdheidsincident Kaltenbach veroordeeld in de kosten, welke kosten zij heeft begroot overeenkomstig het liquidatietarief.
3.5 Het hoger beroep betreft uitsluitend de kostenveroordeling. Volgens Bora c.s. had de rechtbank Kaltenbach moeten veroordelen in de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, zoals door Bora c.s. was gevorderd en met een kostenspecificatie was onderbouwd. Kaltenbach heeft verweer gevoerd.
3.6 Het hof overweegt als volgt. Het vonnis waarvan beroep is een vonnis waarin de rechtbank zich relatief onbevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen naar een andere rechter. Ingevolge artikel 110 lid 3 Rv is tegen een zodanig vonnis geen hogere voorziening toegelaten. De enkele omstandigheid dat de rechtbank in het vonnis een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en het hoger beroep zich uitsluitend tegen die kostenbeslissing richt, maakt dit nog niet anders (vgl. HR 6 februari 2004, LJN AL7065).
De beoordeling van de kostenbeslissing in hoger beroep zal immers in de regel een (her)beoordeling van de beslissing over de toe- of afwijzing van de incidentele vordering vergen. Die beoordeling is ingevolge artikel 110 lid 3 Rv nu juist van (tussentijds) hoger beroep uitgesloten. Dat, zoals in deze zaak, uitsluitend de hoogte van de kostenveroordeling wordt bestreden met de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten artikel 1019h Rv toe te passen, is geen grond om in afwijking van artikel 110 lid 3 Rv toch hoger beroep toe te staan. De rechter naar wie wordt verwezen kan, zo artikel 1019h Rv dit vergt, de in het incident reeds toegewezen kosten aanvullen. Daarmee is de werking van het gemeenschapsrecht voldoende gewaarborgd, zonder dat afbreuk hoeft te worden gedaan aan de door artikel 110 lid 3 Rv beoogde snelle beslechting van geschillen omtrent de relatieve bevoegdheid.
4. Slotsom
Bora c.s. zijn niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep en zullen in de kosten daarvan worden veroordeeld. Nu Kaltenbach in hoger beroep geen kostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv heeft gevorderd kan in het midden blijven of het onderhavige hoger beroep in dit incident onder het toepassingsbereik van voormelde bepaling valt.
De kosten van Kaltenbach in dit hoger beroep worden begroot op:
- verschotten € 666,-
- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1 punten x tarief II € 894,-.
5. Beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- verklaart Bora c.s. niet-ontvankelijk in hun hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Almelo van 9 november 2011;
- veroordeelt Kaltenbach in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bora c.s. vastgesteld op € 666,- voor verschotten en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
- verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, B.J. Lenselink en F.W.J. Meijer, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 september 2012.