ECLI:NL:GHARN:2010:BP1619
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van de Fenex-voorwaarden in een civiele zaak tussen een besloten vennootschap en Viratex B.V.
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om de toepasselijkheid van de Fenex-voorwaarden in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: [appellant]) en Viratex B.V. (hierna: Viratex). De zaak betreft een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De kern van het geschil draait om de vraag of Viratex gebonden is aan de Fenex-voorwaarden, die door [appellant] zijn ingeroepen. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 6 juni 2006 reeds overwogen dat [appellant] in de gelegenheid is gesteld om te bewijzen dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen partijen. Tijdens de bewijslevering zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de directeuren van beide partijen en andere betrokkenen. De getuigenverklaringen gaven inzicht in de relatie tussen [appellant] en Viratex, waarbij het hof concludeerde dat Viratex op een bepaald moment rechtstreeks opdrachten aan [appellant] heeft gegeven voor inklaring van goederen.
Het hof heeft vastgesteld dat Viratex, als professionele importeur, bekend moest zijn met de Fenex-voorwaarden, die op de facturen van [appellant] werden vermeld. Het hof oordeelde dat Viratex niet voldoende gemotiveerd had betwist dat zij een grote onderneming was in de zin van artikel 6:235 lid 1 sub a BW, en dat zij daarom aan de Fenex-voorwaarden gebonden was. Het hof verwierp ook het beroep van Viratex op vernietiging van deze voorwaarden op grond van redelijkheid en billijkheid, omdat zij niet had aangetoond dat het onaanvaardbaar zou zijn dat [appellant] zich op deze voorwaarden beroept.
De uitspraak van het hof leidde tot de conclusie dat Viratex zekerheid moest stellen voor de aan [appellant] opgelegde uitgestelde belastingaanslagen (UTB’s) die betrekking hadden op opdrachten die met ingang van april 2000 aan [appellant] waren gegeven. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de onderliggende vorderingen, waarbij het ook de mogelijkheid openhield voor partijen om aanvullende stukken over te leggen ter onderbouwing van hun standpunten. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de Fenex-voorwaarden in de relatie tussen expediteurs en hun opdrachtgevers, en de verplichtingen die voortvloeien uit deze voorwaarden.