ECLI:NL:GHARN:2010:BN2072

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.525
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van pachtovereenkomst en proceskostenveroordeling in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, is het hoger beroep aan de orde met betrekking tot de ontbinding van een pachtovereenkomst. Het hof verwijst naar eerdere arresten van 18 augustus 2009 en 19 januari 2010. Na het overleggen van een nieuwe bankgarantie door de appellant, is de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar heeft hiervan afgezien. Het hof heeft de stukken opnieuw in behandeling genomen en komt tot de conclusie dat de grieven van de appellant deels doel treffen. De bestreden vonnissen worden vernietigd en de vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst wordt toegewezen met ingang van het einde van de lopende pachttermijn op 1 oktober 2012. Tevens wordt de ontruiming van het gepachte per dezelfde datum bepaald.

Het hof oordeelt dat de appellant in de proceskosten wordt veroordeeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Dit is gebaseerd op het feit dat de appellant op wezenlijke punten in het ongelijk is gesteld en dat de kosten van de procedure nodeloos door hem zijn veroorzaakt. De proceskosten worden begroot op € 1.590,31 voor de eerste aanleg en € 2.682,— voor het hoger beroep, inclusief griffierechten en salaris van de gemachtigde. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2010, waarbij de rechters en deskundige leden aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.013.525
(zaaknummer rechtbank 149950)
arrest van de pachtkamer van 1 juni 2010
inzake
[appellant],
wonende te [adres],
appellant,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [adres],
2. [geïntimeerde sub 2]
wonende te [adres],
geïntimeerden,
advocaat: mr. W.A.J. Hagen.
1 Het verloop van het geding
1.1 Voor het geding tot aan de arresten van 18 augustus 2009 en 19 januari 2010 verwijst het hof naar die arresten.
1.2 Naar aanleiding van laatstgenoemd arrest heeft [appellant] bij akte een afschrift van een nieuwe bankgarantie overgelegd.
1.3 [geïntimeerde] is vervolgens door het hof in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte te reageren, maar heeft daarvan afgezien.
1.4 Vervolgens hebben partijen andermaal de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
2 De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 De bij zijn laatste akte door [appellant] overgelegde bankgarantie is geldig tot 1 januari 2015. Gelet op hetgeen het hof bij de arresten van 18 augustus 2009 en 19 januari 2010 heeft overwogen en beslist, moet thans de slotsom zijn dat de grieven deels doel treffen, dat de bestreden vonnissen dienen te worden vernietigd en dat, opnieuw recht doende, de vordering tot ontbinding van [geïntimeerde] wordt toegewezen met ingang van het einde van de lopende pachttermijn op 1 oktober 2012. Het hof zal de ontruiming eveneens bepalen op 1 oktober 2012.
2.2 Het hof zal [appellant], overeenkomstig hetgeen bij het tussenarrest van 18 augustus 2009 onder 4.23 is overwogen, veroordelen in de proceskosten in beide instanties, eensdeels op de grond dat hij op wezenlijke punten in het ongelijk is gesteld, en anderdeels op de grond dat de kosten van de procedure nodeloos door hem zijn veroorzaakt.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen, van 5 maart 2008 en 6 augustus 2008 en doet opnieuw recht;
ontbindt de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst met ingang van het einde van de lopende pachttermijn op 1 oktober 2012;
veroordeelt [appellant] om het gepachte per 1 oktober 2012 te ontruimen en in goede staat en vrij van onkruiden ter beschikking van [geïntimeerde] te stellen;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] wat betreft de eerste aanleg begroot op € 1.590,31, waaronder begrepen een bedrag van € 1.400,— voor salaris gemachtigde, en wat betreft het hoger beroep begroot op € 2.682,— voor salaris gemachtigde en € 254,— voor griffierecht en verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, M.M. Olthof en H.L. van der Beek en de deskundige leden ing. L.L.M. de Lorijn en ir. H.B.M. Duenk, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2010.