ECLI:NL:GHARN:2009:BI1365
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- E.A.K.G. Ruys
- J.M.J. Denie
- E.H. Schulten
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en verzekering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De verzoeker, die op dat moment minderjarig was, werd op 2 februari 2005 in verzekering gesteld op verdenking van openlijke geweldpleging. Na een vordering tot inbewaringstelling werd hij op 4 februari 2005 voorgeleid aan de rechter-commissaris, die de bewaring heeft bevolen. De verzoeker heeft in totaal 23 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank Arnhem sprak hem op 7 februari 2006 vrij van de tenlastegelegde feiten, waarna de officier van justitie hoger beroep instelde.
Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er sprake was van splitsing van de zaak, waardoor er twee afzonderlijke zaken zijn ontstaan. De zaak die betrekking had op feit 1 eindigde in een veroordeling, waarbij de tijd die de verzoeker in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd verrekend. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen, en wees het verzoek tot schadevergoeding af. De advocaat-generaal had ter zitting geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het verzoek, maar de raadsvrouw van de verzoeker volhardde in het verzoek.
Het hof concludeerde dat, gezien de omstandigheden van de zaak en de toepassing van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, er geen aanleiding was om de verzoeker een schadevergoeding toe te kennen. De beschikking werd gegeven door de rechters in de openbare zitting, en de zaak is geregistreerd onder parketnummer 21-000749-06. De uitspraak van het hof is een belangrijke overweging in de context van schadevergoeding na voorlopige hechtenis en de toepassing van de relevante wetgeving.