ECLI:NL:GHARN:2009:BH6454
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verpanding van vorderingen en rechtsgeldigheid van schadevergoeding
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Arnhem, stond de rechtsgeldigheid van de verpanding van een vordering tot schadevergoeding centraal. De vordering, die door NHO B.V. was ingediend, betrof een bedrag van € 500.000,- dat aan Biocomp B.V. was verschuldigd. Het hof oordeelde dat de vordering, voor zover deze het bedrag van € 500.000,- te boven ging, onvoldoende bepaalbaar was en niet rechtsgeldig aan NHO was verpand. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de verpandingsakte niet voldoende informatie bevatte om de specifieke vorderingen te individualiseren. Het hof verwees naar eerdere jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd benadrukt dat voor de rechtsgeldigheid van een verpanding voldoende specificatie van de vorderingen vereist is.
Het hof behandelde ook het verloop van het geding in hoger beroep, waarbij eerder vonnissen van de rechtbank Arnhem waren bekrachtigd. De comparitie van partijen had plaatsgevonden op 22 april 2008, waarna NHO en DGW hun memorie's hadden ingediend. Het hof concludeerde dat de vordering tot schadevergoeding van Biocomp, voor zover deze het bedrag van € 500.000,- te boven ging, niet rechtsgeldig aan NHO was verpand, omdat de verpandingsakte niet de nodige specificaties bevatte. Het hof gaf partijen de mogelijkheid om hun geschil door middel van een onderlinge regeling op te lossen, maar hield verdere beslissingen aan.
De uitspraak werd gedaan op 13 januari 2009 door de tweede civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem, met de rechters A.W. Steeg, L. Groefsema en H.L. van der Beek. De zaak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke informatie in verpandingsakten om rechtsgeldigheid te waarborgen.