GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
beschikking van de familiekamer van 30 september 2008
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, verder te noemen "de moeder",
advocaat: mr. P.M. Wilmink,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder, verder te noemen "de vader",
advocaat: mr. M. Rijs.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Almelo van 30 januari 2008, uitgesproken onder zaaknummers 85764 FA RK 07-345 en 85895 FA RK 07-361.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 april 2008, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en alsnog te beslissen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 2] bij de moeder in Griekenland zal zijn.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 4 juli 2008, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2008 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de moeder bijgestaan door mr. J.F. Sabaroedin, advocaat te Enschede, en de vader bijgestaan door mr. M. Rijs, eveneens advocaat te Enschede. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo (verder te noemen “de raad”) is [...] verschenen.
2.4 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief van de advocaat van de moeder van 25 augustus 2008 met bijlage en het op verzoek van het hof toegezonden faxbericht van de advocaat van de moeder met daarbij gevoegd het rapport van de raad van 22 oktober 2007.
3.1 Partijen zijn op 27 maart 1990 met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [kind 1], op [geboortedatum] 1991, en
- [kind 2], op [geboortedatum] 1998,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2 Bij beschikking van 14 december 2005 heeft de rechtbank Almelo echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Bij diezelfde beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover hier van belang, bepaald dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader en [kind 2] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben. De echtscheidingsbeschikking is op 13 maart 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 4 mei 2007, heeft de moeder verzocht te bepalen dat het haar is toegestaan de hoofdverblijfplaats van [kind 2] te wijzigen in dier voege dat die bij haar in Griekenland zal zijn.
3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 10 mei 2008, heeft de vader verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. gelet op het feit dat de moeder al voor de zomervakantie wil emigreren met spoed te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter van partijen, [kind 2], bij hem zal zijn;
2. te bepalen dat hij met ingang van de datum waarop het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] wordt toegewezen geen alimentatie meer dient te betalen voor [kind 2] en derhalve de alimentatieverplichting op nihil te stellen.
3.5 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van zowel de vader als de moeder afgewezen en de kosten van de procedure in die zin gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De motivering van de beslissing
4.1 In geschil in hoger beroep is niet dat [kind 2] haar gewone verblijfplaats bij de moeder heeft, maar de vraag of dit verblijf in Nederland of in Griekenland zal zijn.
4.2 De moeder heeft te kennen gegeven dat zij terug wenst te keren naar haar geboorteland Griekenland. Zij meent dat zij daar als kunstenares beter in staat zal zijn in haar eigen levensonderhoud te voorzien en dat het klimaat in Griekenland beter voor haar is vanwege haar reumatologische aandoening. De vader is het niet eens met een verhuizing van [kind 2] naar Griekenland. Hij acht dit niet in het belang van [kind 2], omdat zij uit haar vertrouwde omgeving van zowel huis als school wordt weggehaald. [kind 2] zelf wil volgens hem ook niet verhuizen. Voorts wordt met een verhuizing de huidige omgangsregeling tussen hem en [kind 2] van eens in de veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur en elke week op dinsdagavond met [kind 2] onmogelijk gemaakt. Tevens zal [kind 2] haar broer [kind 1], die bij haar vader woont, veel minder zien. De vader vreest dat hij bij een vertrek naar Griekenland zelfs in het geheel geen contact meer met [kind 2] zal kunnen hebben.
4.3 Het hof stelt voorop dat uit het bepaalde in artikel 1:253a BW volgt dat de rechter een zodanige beslissing neemt als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Het hof zal bij deze beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. Hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, kunnen andere belangen zwaarder wegen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 414).
4.4 De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd dat de gewone verblijfplaats van [kind 2] bij de moeder zal zijn en heeft een lichte voorkeur voor verblijf van [kind 2] in Nederland uitgesproken.
4.5 [kind 2] heeft zowel bij de raad als bij de gezinspsycholoog te kennen gegeven dat zij het liefst in Nederland wil blijven wonen. Behoud van het huidige frequente omgangscontact met haar vader en [kind 1] is heel belangrijk voor haar. Voorts geeft [kind 2] aan dat zij bij een verhuizing naar Griekenland haar vriendinnetjes zal missen. De bezorgdheid om haar moeders gezondheid en geluk heeft echter een negatieve invloed op [kind 2]s welbevinden. De moeder heeft ter mondelinge behandeling erkend dat het rapport van de door haar ingeschakelde gezinspsycholoog geen concreet antwoord geeft op de vraag of het aantoonbaar in [kind 2]’s belang is om met haar moeder te verhuizen naar Griekenland.
4.6 Het hof komt, na afweging van alle betrokken belangen, tot de slotsom dat de belangen van de moeder bij een terugkeer naar Griekenland, hoezeer ook te respecteren, niet opwegen tegen het belang dat niet alleen [kind 2], maar ook haar vader en [kind 1] hebben bij handhaving van de huidige omgangsregeling met elkaar. Bij deze afweging speelt mede een rol dat de scholingsmogelijkheden voor [kind 2] in Nederland iets beter zijn dan in Griekenland, althans in de omgeving van de door de moeder gewenste woonplaats, en dat de moeder haar voornemen om naar Griekenland te vertrekken onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid door niet concreet met de vader te bespreken hoe in dat geval invulling wordt gegeven aan een omgangsregeling met [kind 2], waarmee de moeder er onvoldoende blijk van geeft in te zien hoe belangrijk dat contact voor [kind 2] is. Dat de moeder beschikt over woonruimte in Griekenland en het klimaat heilzaam voor haar is, doet aan het vorenstaande niet af, terwijl onvoldoende is komen vast te staan dat de moeder, die in Nederland is opgeleid, betere kansen heeft in Griekenland haar beroep uit te oefenen.
5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 30 januari 2008:
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, M.F.J.N. van Osch en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 30 september 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.