ECLI:NL:GHARN:2008:BG2004
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot zekerheidstelling proceskosten in hoger beroep tussen Amerikaanse en Nederlandse partijen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep. De appellant, een Amerikaanse partij, had hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Almelo. De geïntimeerden, bestaande uit een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, vorderden dat de appellant zekerheid zou stellen voor de proceskosten in het hoger beroep. De appellant betwistte de noodzaak van deze zekerheidstelling, onder verwijzing naar het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, dat bepaalt dat Amerikaanse onderdanen niet verplicht zijn om zekerheid te stellen voor proceskosten in Nederland.
Het hof oordeelde dat de door de geïntimeerden aangevoerde moeilijkheden bij het verhalen van proceskosten op een Amerikaanse partij reeds in aanmerking waren genomen bij de opstelling van het Verdrag. Hierdoor kon de vordering tot zekerheidstelling niet worden gerechtvaardigd. Het hof wees de incidentele vordering tot zekerheidstelling af en veroordeelde de geïntimeerden in de kosten van het incident. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof hield verdere beslissingen aan voor een later moment.