ECLI:NL:GHARN:2008:BC8182

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000079-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en onbevoegdheid van het hof

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding met betrekking tot de noodzaak tot voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat het hof zich onbevoegd moet verklaren voor de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, verwijzend naar een eerdere beslissing van het hof op 26 februari 2008. Het hof heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder een eerder arrest van 25 mei 2007 en rapportages van de Unitdirecteur en een trajectcoördinator van de verblijfsplaats van de veroordeelde.

Tijdens de openbare raadkamer op 17 maart 2008 heeft het hof de veroordeelde, diens raadsman mr. B. Molenaar, en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het hof bevoegd is tot de tussentijdse toetsing en dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Het hof heeft echter overwogen dat de wettelijke regeling, met name artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, niet dwingt tot onbevoegdheid. Gezien het standpunt van de raadsman, heeft het hof besloten zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar de rechtbank Arnhem.

De beslissing van het hof is op 26 juni 2008 openbaar uitgesproken. De veroordeelde, geboren in 1963, verblijft thans in een inrichting voor stelselmatige daders. Het hof heeft de zaak naar de rechtbank verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
Parketnummer: 21-000079-07
Beslissing d.d.: 31 maart 2008
De meervoudige kamer voor strafzaken van het hof heeft te beoordelen de noodzaak tot voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders in de zaak tegen
[Veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1963,
wonende te [woonplaats],
thans uit anderen hoofde verblijvende [verblijfplaats].
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
• het arrest van het gerechtshof te Arnhem, van 25 mei 2007, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd, zulks met de overweging dat het hof zes maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beoordelen. Het hof heeft daarbij bepaald dat het openbaar ministerie het hof vóór dat tijdstip bericht als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal doen toekomen;
• het rapport periodieke evaluatie van de Unitdirecteur H. van der Meer van [verblijfplaats], gedateerd 6 december 2007, betreffende het verloop van de aan betrokkene opgelegde ISD-maatregel;
• de aanvullende rapportage ten behoeve van de periodieke evaluatie van [getuige1], trajectcoördinator van [verblijfplaats], gedateerd 12 maart 2008.
De behandeling ter terechtzitting
Het hof heeft in openbare raadkamer van 17 maart 2008 gehoord de veroordeelde en diens raadsman, mr. B. Molenaar, advocaat te Barneveld en de advocaat-generaal. Tevens was ter zitting aanwezig mevrouw [getuige 1] van de [verblijfplaats].
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat het hof, gelet op een eerder door dit hof op 26 februari 2008 gegeven beslissing, niet bevoegd is tot de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en dat de verdediging er uitdrukkelijk de voorkeur aangeeft dat het hof zich onbevoegd verklaart, opdat de mogelijkheid van een tweede instantie niet aan veroordeelde wordt onthouden.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het hof bevoegd is tot de tussentijdse toetsing en dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden voortgezet.
Overweging
Het hof overweegt dat de tekst van de wettelijke regeling meer in het bijzonder artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht het hof er niet toe dwingt om zich in casu onbevoegd te verklaren. Echter, nu de raadsman van veroordeelde zich uitdrukkelijk op het standpunt stelt dat het belang van twee instanties zwaarder dient te wegen dan een tijdige tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, zal het hof aansluiting zoeken bij de beslissing die door dit hof op 26 februari 2008 (LJN: BC 5149) is genomen en zich onbevoegd verklaren.
Beslissing
Het hof:
Verklaart zich onbevoegd tot tussentijdse toetsing van de aan veroordeelde opgelegde ISD-maatregel
Verwijst de zaak daartoe naar de rechtbank Arnhem.
Aldus gedaan door
mr A.G. Coumans als voorzitter,
mrs E.A.K.G. Ruys en A.E. Harteveld als raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2008.