ECLI:NL:GHARN:2007:BA2404

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-00416
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzingsprocedure inzake zelfstandigenaftrek bij inkomstenbelasting na verkoop onderneming

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 maart 2007, betreft het een verwijzingsprocedure naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 2006. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Inspecteur van de Belastingdienst had gesteld dat de werkzaamheden van de belanghebbende ter afwikkeling van zijn onderneming in het kader van een dienstbetrekking waren verricht. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2007 te Arnhem, heeft de Inspecteur echter zijn standpunt gewijzigd en zich verenigd met de stelling van de belanghebbende dat hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Het Hof heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 502.068. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 50. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.E. te Brake. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 06/00416
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 na verwijzing van het geding door de Hoge Raad bij arrest van 20 oktober 2006, nr. 42.163 (hierna: het verwijzingsarrest)
mondelinge behandeling
waarbij verschenen : op 21 maart 2007 te Arnhem
: belanghebbende, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. In deze verwijzingsprocedure is, gelet op rechtsoverweging 4.3 van het verwijzingsarrest, uitsluitend aan de orde het onderzoek van de stelling van de Inspecteur dat de door belangebbende verrichte werkzaamheden ter afwikkeling van zijn onderneming zijn verricht in het kader van zijn dienstbetrekking met de overnemer van de onderneming.
2. De Inspecteur heeft ter zitting die stelling evenwel laten varen en zich alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat deze voor het jaar 1997 terecht aanspraak maakt op toepassing van de zelfstandigenaftrek.
3. Het beroep is gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met betrekking tot de procedure voor het gerechtshof te Leeuwarden maakt belanghebbende geen aanspraak op vergoeding van proceskosten en de door belanghebbende in de procedure voor het gerechtshof te Amsterdam gemaakte proceskosten zijn reeds vergoed. Met betrekking tot de voor dit Hof ter zake van de onderhavige verwijzingsprocedure gemaakte reis- en verblijfkosten kent het Hof belanghebbende een vergoeding toe ten bedrage van € 50. Van overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van € 502.068 (? 1.106.414);
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 37;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 50 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.
Aldus gedaan op 21 maart 2007 te Arnhem door de raadsheer mr. R. den Ouden als voorzitter, en de raadsheren prof. dr. mr. J.A. Monsma en prof. dr. G.T.K. Meussen en op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.