ECLI:NL:GHARN:2005:AU5054

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-00132
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om rekening te houden met een negatief resultaat uit onderneming bij de aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 september 2005 uitspraak gedaan over de inkomstenbelasting van belanghebbende, die in 2003 aangifte had gedaan naar een belastbaar inkomen van € 42.272,-. Belanghebbende verzocht in zijn bezwaarschrift om rekening te houden met een negatief resultaat uit onderneming van € 5.000,-, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting stelde belanghebbende dat er geen sprake was van winst uit onderneming, maar van resultaat uit overige werkzaamheden.

Belanghebbende had samen met zijn echtgenote plannen om een touroperator te starten, gespecialiseerd in ecologische groepsreizen. In 2003 ondernamen zij twee reizen naar Q om een reis samen te stellen. Ondanks het leggen van contacten en het ontwerpen van een internetsite, meldden zich voor de eerste reis geen deelnemers. Belanghebbende besloot zijn activiteiten te staken en de vennootschap werd op 26 oktober 2004 uitgeschreven uit het handelsregister.

Het Hof oordeelde dat, hoewel belanghebbende pogingen had gedaan om een onderneming te starten, de beperkte opzet en schaalgrootte van de activiteiten en de keuze om uitsluitend met eigen middelen te opereren, betekenden dat er geen redelijke verwachting was van duurzame positieve voordelen. Het Hof concludeerde dat er onvoldoende sprake was van continuïteit en duurzaamheid van de werkzaamheden om deze als winst uit onderneming te kwalificeren.

De uitspraak van het Hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er waren geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
twaalfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 05/00132
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003
nummer : 0H36
mondelinge behandeling : op 8 september 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de Inspecteur
Gronden:
1. Belanghebbende, geboren op 4 juni 1964, heeft aangifte inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekering 2003 gedaan naar een belastbaar inkomen van € 42.272,-. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. Bij bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht alsnog rekening te houden met een negatief resultaat uit onderneming van € 5.000,-. De Inspecteur heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. In zijn beroepschrift gaat belanghebbende vervolgens uit van een negatief resultaat uit onderneming van € 3.660,-. Niet alleen het karakter, ook de hoogte van deze kosten wordt door de Inspecteur betwist. Ter zitting neemt belanghebbende het standpunt in dat er geen sprake is geweest van winst uit onderneming maar van resultaat uit overige werkzaamheden.
2. Belanghebbende had het plan opgevat om, samen met zijn echtgenote, een in ecologische groepsreizen naar Q gespecialiseerde touroperator te beginnen. In dat verband heeft belanghebbende in 2003 twee reizen naar Q ondernomen om een avontuurlijke en ecologisch verantwoorde reis samen te stellen voor ouders met kinderen vanaf acht jaar. De tweede reis heeft belanghebbende gemaakt met zijn gezin. Tijdens de reizen heeft belanghebbende vele contacten gelegd met lokale overheden, reisorganisaties, gidsen, vervoerbedrijven en hotels. In 2003 hebben de activiteiten in het kader van de op te richten touroperator zich beperkt tot deze twee reizen. Voor het overige had belanghebbende in het onderhavige jaar, alsmede in 2004 een volledige dienstbetrekking.
3. Begin januari 2004 hebben belanghebbende en zijn echtgenote zich laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel onder de naam B VOF, opgericht op 1 januari 2004. Van de oprichting van de vennootschap is geen akte opgemaakt.
4. Belanghebbende koos ervoor om kleinschalig te beginnen en al doende een uitvoerig ondernemingsplan uit te werken. Voor het jaar 2004 stonden twee reizen gepland.
5. Belanghebbende heeft in 2004 een internetsite ontworpen. Deze site was in juni 2004 gereed en gaf inzicht in de reisbeschrijving alsmede de reisbestemmingen. De website was bij 13 zoekmachines aangemeld. Er hebben zich voor de eerste reis echter geen deelnemers gemeld. Belanghebbende die tot het inzicht kwam dat het onverantwoord was op zo’n kleine schaal door te gaan, heeft daarop de beslissing genomen zijn activiteiten te stoppen. Op 26 oktober 2004 is de VOF uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
6. Ter zitting is voorts nog het volgende komen vast te staan:
- Belanghebbende heeft niet de beschikking gehad over een fax;
- Er is geen beginbalans in 2003, noch een slotbalans opgesteld in 2004;
- Er is geen stakingswinst/stakingsverlies in 2004 aangegeven.
7. Uit het voorgaande maakt het Hof op dat belanghebbende wel degelijk gepoogd heeft een onderneming te starten. Gelet echter op de beperkte opzet en schaalgrootte van de activiteiten en de door belanghebende gekozen aanpak, waarvan zijn keuze om uitsluitend met eigen financiële middelen te opereren deel uitmaakt, kon belanghebbende, naar 's Hofs oordeel, ten tijde van het opstarten van de activiteiten redelijkerwijs niet de verwachting hebben dat met die activiteiten duurzaam positieve voordelen zouden kunnen worden behaald. Naar het oordeel van het Hof is in onvoldoende mate sprake van duurzaamheid en continuïteit van de voor eigen rekening en risico door belanghebbende verrichte werkzaamheden om de (negatieve) inkomsten daaruit te kwalificeren als winst uit onderneming.
8. Ten aanzien van belanghebbendes stelling dat, indien geen sprake zou zijn van winst uit onderneming, wel sprake zou zijn van resultaat uit overige werkzaamheden merkt het Hof op dat, hoewel de twee bronnen een verschillend karakter hebben, in ieder geval voor beide bronnen het criterium geldt dat er sprake moet zijn van een objectieve verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.
Bij de beoordeling of sprake is van de bron winst uit onderneming is reeds vastgesteld dat daaraan niet is voldaan. Zodoende behoeft deze grief verder geen bespreking. Het Hof is, gelet op de hiervoor gememoreerde feiten en omstandigheden, van oordeel dat er is geen sprake is van een negatief resultaat uit overige werkzaamheden.
9. Voorts merkt het Hof op dat een situatie als is beschreven in artikel 3.10 Wet inkomstenbelasting 2001 zich niet voordoet, nu niet vaststaat dat belanghebbende in een jaar dat is gelegen na het jaar 2003 wel voldoet aan de in dezen van belang zijnde criteria.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 22 september 2005 door mr. J.A. Monsma, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 oktober 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.