ECLI:NL:GHARN:2005:AU5051

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-01344
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van een in de Duitse taal ingediend beroepschrift inzake parkeerbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 september 2005 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat door een Duitser in de Duitse taal was ingediend. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag voor parkeerbelasting, opgelegd door de gemeente Enschede. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 46,40, waarvan € 1,40 belasting en € 45 als kostenopslag. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de belanghebbende niet had voldaan aan de uitnodiging om een Nederlandse vertaling van het beroepschrift in te dienen, dit geen reden was om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De verweerder had de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en de uitspraak was ook in de Duitse taal gedaan, wat het hof als voldoende beschouwde om de ontvankelijkheid te waarborgen.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De parkeerbelasting was nageheven op basis van de geldende tarieven en de gegevens op het aanslagbiljet waren door de verweerder voldoende onderbouwd. De belanghebbende had weliswaar een kwitantie overgelegd, maar deze betrof een andere parkeerduur en was niet relevant voor de beoordeling van de naheffingsaanslag. Het hof heeft de kostenveroordeling afgewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling op basis van de Algemene wet bestuursrecht.

De beslissing van het hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard. De belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders konden binnen zes weken na de verzenddatum van het proces-verbaal beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het hof heeft de belanghebbende geïnformeerd over de vereisten voor het indienen van een cassatieberoep, waaronder het indienen van een afschrift van het proces-verbaal en het betalen van griffierecht.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
twaalfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 04/01344
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z (Duitsland)
verweerder : Leiter der Steuerabteilung van de gemeente Enschede
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag
soort belasting : parkeerbelasting
tijdstip : 9 april 2004, 15.25 uur
onderzoek ter zitting : met schriftelijke toestemming van beide partijen achterwege gelaten
Gronden:
1. Het beroepschrift is in de Duitse taal gesteld. Hoewel daartoe uitgenodigd bij brieven van de griffier van 9 augustus en (aangetekend) 14 september 2004, heeft belanghebbende geen Nederlandse vertaling ingezonden. Het Hof vindt hierin nochtans geen reden voor niet-ontvankelijkverklaring. De verweerder heeft de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en de aangevallen uitspraak gesteld in de Duitse taal, zij het beide met het voorbehoud ‘(Wir versuchen auf deutsch zu schreiben)’, en zich voorts kennelijk niet belemmerd gevoeld in zijn verweer. Hij roept evenmin zelf de niet-ontvankelijkheid van het beroep in.
2. De bestreden naheffingsaanslag bedraagt € 46,40, waarvan € 1,40 belasting en € 45 ‘Boete’ – het Hof verstaat dit als: kostenopslag –, en is belanghebbende opgelegd voor het parkeren van de auto met kenteken EL-AA 000 op het voormelde tijdstip op de Boulevard 1945. Aldaar geldt volgens de Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen maart 2003, zoals deze met ingang van 1 januari 2004 is gewijzigd bij raadsbesluit van 15 december 2003, het tarief van € 0,35 per 15 minuten.
3. De verweerder maakt met de overlegging van de op ambtseed opgemaakte en ondertekende verklaring van parkeercontroleur B van 25 januari 2005 voldoende aannemelijk dat de gegevens op het aanslagbiljet overeenstemmen met de werkelijkheid.
4. Belanghebbende heeft in bezwaar wel een kopie van een kwitantie met bonnummer 01 09 04 04 overgelegd, maar die betreft een bedrag van € 4,80 inclusief 19% BTW (MwSt) voor de parkeerduur van 10.48 tot 14.02 uur. Aannemelijk is te achten, zoals in de onder 3 vermelde verklaring en in het verweerschrift is uiteengezet, dat belanghebbende op dezelfde dag na het parkeren op het nabijgelegen terrein waar voor parkeren achteraf betaald wordt, heeft geparkeerd op een als zodanig aangewezen parkeerplaats waar de parkeerbelasting vooraf – het Hof verstaat dit als: bij de aanvang van het parkeren – op aangifte moet worden voldaan.
5. De parkeerbelasting is terecht nageheven naar het omgerekende uurtarief van € 1,40 met de voormelde kostenopslag van € 45. Aan de juistheid van de naheffing doet niet af, dat het, zoals belanghebbende stelt, niet haar bedoeling is geweest de parkeerbelasting te ontduiken en het in Duitsland gebruikelijk is dat men het verschuldigde parkeergeld achteraf aan de kassa betaalt.
Kosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
Beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan te Arnhem op 23 september 2005 door mr. Monsma, raadsheer, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 september 2005
Binnen zes weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders tegen deze mondelinge uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20 303, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van dit proces-verbaal overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid alsnog gronden voor het beroep in cassatie aan te voeren.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.