ECLI:NL:GHARN:2005:AU4266
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A. Monsma
- W.J.N.M. Snoijink
- Rechtspraak.nl
Roerenderuimtebelasting en de invloed van lokale regelgeving op ligplaatsvergunningen voor woonarken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 september 2005, staat de roerenderuimtebelasting centraal, specifiek in relatie tot de waarde van ligplaatsvergunningen voor woonarken. De belanghebbende, aangeduid als X, heeft bezwaar aangetekend tegen aanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2004, waarbij hij aanvoert dat de lokale regelgeving, zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Arnhem, invloed heeft op de waarde van zijn ligplaatsvergunning. X stelt dat zijn woonark, die 4,95 meter hoog is, na 2010 geen ligplaatsvergunning meer kan krijgen, wat zijn bezwaren tegen de belastingaanslagen onderbouwt.
Het Gerechtshof oordeelt dat de stelling van de belanghebbende wordt bevestigd door de APV, die overgangsrecht biedt voor woonschepen met een verleende ligplaatsvergunning. Het Hof concludeert dat de aangevallen uitspraken van de verweerder onvoldoende gemotiveerd zijn en vernietigt deze. De verweerder, in dit geval de hoofd afdeling heffingen van de gemeente Arnhem, moet opnieuw beslissen op de bezwaarschriften van de belanghebbende voor de jaren 2001-2003 en 2004, met inachtneming van de uitspraak van het Hof.
De uitspraak benadrukt het belang van lokale regelgeving bij de waardering van onroerende zaken, in dit geval de ligplaatsvergunning voor woonarken. Het Hof stelt dat de waardepeildatum van 1 januari 1999 relevant is voor de belastingheffing over de jaren 2001 tot en met 2004, en dat de verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de APV bij de waardebepaling. De beslissing van het Hof is een belangrijke uitspraak voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken in combinatie met lokale regelgeving.