ECLI:NL:GHARN:2004:AR8064
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Makkink
- A. van Loo
- C. Rank-Berenschot
- Rechtspraak.nl
Verjaring van de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen en de gevolgen van intrekking van het dwangsombesluit
In deze zaak gaat het om de verjaring van de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen. De dwangsom is verbeurd op 13 september 2001 en de invordering vond plaats via een dwangbevel op 29 oktober 2001, dat op 5 november 2001 aan de appellant is betekend. Volgens artikel 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verjaart de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen na zes maanden, met de mogelijkheid tot schorsing van de verjaring door wettelijk beletsel. Het hof oordeelt dat de verjaring is geschorst door het instellen van verzet op 14 december 2001, maar dat deze schorsing is opgeheven door een incidenteel vonnis van 17 juli 2002. Hierdoor herleefde de verjaring, die in beginsel op 9 december 2002 zou verstrijken.
De gemeente Deventer stelde dat de verjaring was opgeschort tot er in hoogste instantie over het verzet was geoordeeld, maar het hof verwierp dit standpunt. Het hof concludeert dat de verjaring op 11 april 2003 is voltooid, waardoor de sommatie van 8 september 2003 te laat was. Het hof oordeelt verder dat de door de appellant verrichte betalingen geen stuiting van de verjaring meebrachten, omdat deze betalingen onder dreiging van executiemaatregelen plaatsvonden.
Daarnaast werd het verweer van de gemeente verworpen dat de intrekking van de last onder dwangsom per 23 december 2002 geen invloed had op de invorderingsgrondslag. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat de gemeente vanaf 12 april 2003 niet meer gerechtigd is om de dwangsommen in te vorderen. De gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.