ECLI:NL:GHARN:2003:AN9142
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
De gevolgen van een defecte parkeerautomaat voor naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2003, staat de vraag centraal of de gemeente Dinkelland een naheffingsaanslag voor parkeerbelasting kan opleggen, ondanks de stelling van de belanghebbende dat de parkeerautomaat defect was op het moment van parkeren. De belanghebbende had op 22 februari 2002 zijn voertuig geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. De heffingsambtenaar stelde vast dat om 10.20 uur de parkeerbelasting niet was voldaan en legde een naheffingsaanslag op. De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van deze aanslag, onder andere op basis van het defect van de parkeerautomaat.
Het Hof overweegt dat het enkele feit dat een parkeerautomaat defect is, niet automatisch betekent dat de gemeente geen naheffingsaanslag kan opleggen. Zelfs als de stelling van de belanghebbende juist zou zijn, zou dit hem niet baten. Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de gemeente niet verplicht is om af te zien van het opleggen van een naheffingsaanslag in dergelijke gevallen. Bovendien heeft de Ambtenaar aangegeven dat er beleid is om in gevallen van defecte parkeermeters geen naheffingsaanslagen op te leggen, maar het Hof concludeert dat in dit specifieke geval de parkeermeter niet defect was op het moment van parkeren.
De belanghebbende had ook aangevoerd dat hij zijn voertuig slechts twee minuten had geparkeerd, maar het Hof oordeelt dat dit geen invloed heeft op de bevoegdheid van de gemeente om een naheffingsaanslag op te leggen. De conclusie van het Hof is dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij de verschuldigde parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren heeft betaald. Daarom verklaart het Hof het beroep van de belanghebbende ongegrond en zijn er geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R. den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. L.A. Aalbersberg.