ECLI:NL:HR:1995:AA3117
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- W. Wildeboer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- H. Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Bussum
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 juni 1994, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Bussum. De naheffingsaanslag, die betrekking had op het parkeren op 19 januari 1993, bedroeg in totaal ƒ 54,--, bestaande uit ƒ 1,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 53,-- aan kosten. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde het Hoofd van de centrale afdeling financiën en administratie van de gemeente Bussum de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Hoofd, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie herhaalt belanghebbende haar stelling dat de kosten die in rekening zijn gebracht bij de naheffingsaanslag niet gerechtvaardigd zijn, omdat de Verordening niet duidelijk maakt onder welke omstandigheden deze kosten in rekening kunnen worden gebracht. De Hoge Raad overweegt dat, wanneer belasting die op aangifte moet worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, deze op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan worden nageheven. Tevens wordt opgemerkt dat volgens artikel 283a, lid 6, van de Gemeentewet (oud) kosten in rekening kunnen worden gebracht bij het opleggen van een naheffingsaanslag.
De Hoge Raad oordeelt dat het enkele feit dat de parkeerautomaat defect zou zijn, niet betekent dat de gemeente niet tot het opleggen van een naheffingsaanslag kon overgaan. De klachten van belanghebbende kunnen niet leiden tot cassatie, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende.