ECLI:NL:HR:1995:AA3117

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30456
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • H. Herrmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Bussum

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 juni 1994, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Bussum. De naheffingsaanslag, die betrekking had op het parkeren op 19 januari 1993, bedroeg in totaal ƒ 54,--, bestaande uit ƒ 1,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 53,-- aan kosten. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde het Hoofd van de centrale afdeling financiën en administratie van de gemeente Bussum de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Hoofd, wat leidde tot het cassatieberoep.

In cassatie herhaalt belanghebbende haar stelling dat de kosten die in rekening zijn gebracht bij de naheffingsaanslag niet gerechtvaardigd zijn, omdat de Verordening niet duidelijk maakt onder welke omstandigheden deze kosten in rekening kunnen worden gebracht. De Hoge Raad overweegt dat, wanneer belasting die op aangifte moet worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, deze op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan worden nageheven. Tevens wordt opgemerkt dat volgens artikel 283a, lid 6, van de Gemeentewet (oud) kosten in rekening kunnen worden gebracht bij het opleggen van een naheffingsaanslag.

De Hoge Raad oordeelt dat het enkele feit dat de parkeerautomaat defect zou zijn, niet betekent dat de gemeente niet tot het opleggen van een naheffingsaanslag kon overgaan. De klachten van belanghebbende kunnen niet leiden tot cassatie, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 juni 1994 betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is terzake van het parkeren op 19 januari 1993 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Bussum opgelegd ten bedrage van ƒ 54,-- bestaande uit ƒ 1,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 53,-- kosten. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de centrale afdeling financiën en administratie van de gemeente Bussum gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Gemeente heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Belanghebbende herhaalt in cassatie haar voor het Hof aangevoerde stelling dat de naheffingsaanslag voor wat betreft de in rekening gebrachte kosten niet in stand kan blijven, omdat uit de Verordening niet blijkt onder welke omstandigheden bij het opleggen van een naheffingsaanslag kosten in rekening kunnen worden gebracht. 3.2. Wanneer belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald kan deze op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden nageheven. Naar luid van artikel 283a, lid 6, van de Gemeentewet (tekst tot 1994) worden ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag kosten in rekening gebracht. Het enkele feit dat - naar belanghebbende voor het Hof heeft aangevoerd - de parkeerautomaat defect zou zijn geweest, brengt niet mee dat de gemeente van het opleggen van een naheffingsaanslag moest afzien. 3.3. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is op 22 november 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.