ECLI:NL:GHARN:2002:AF3197
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H. Röben
- M.C.M. de Kroon
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag grondwaterbelasting en de voorwaarden voor vrijstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 november 2002 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag grondwaterbelasting die was opgelegd aan de besloten vennootschap [X] B.V. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 50.633, was opgelegd vanwege de onttrekking van 291.670 kubieke meters grondwater in de periode van 2 september tot en met 22 december 1999. De Inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag gehandhaafd na een bezwaar van belanghebbende, die stelde dat de onttrekking van grondwater in haar geval niet belastbaar zou moeten zijn.
Belanghebbende voerde aan dat de onttrekking langer had geduurd dan gepland en dat er bijzondere omstandigheden waren die een vrijstelling op basis van artikel 8 van de Wet belastingen op milieugrondslag rechtvaardigden. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor deze vrijstelling, aangezien de onttrokken hoeveelheid grondwater de toegestane limiet overschreed. Bovendien was er geen vergunning verleend op basis van de Grondwaterwet, wat een belangrijke voorwaarde was voor het toepassen van het nihiltarief voor retourbemaling.
Het Hof concludeerde dat de onttrekking van grondwater als belastbaar feit moet worden aangemerkt, ongeacht de milieu-effecten die met de onttrekking gepaard gaan. De argumenten van belanghebbende dat er slechts sprake was van een omleiding van grondwater zonder schadelijke stoffen, werden door het Hof verworpen. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De kostenveroordeling werd niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.