ECLI:NL:GHARN:2002:AF0112
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van beroepschrift en ondersteuningsbehoefte in belastingzaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 9 oktober 2002, staat de tijdigheid van een beroepschrift en de ondersteuningsbehoefte van een studerend kind centraal. Belanghebbende, geboren op 18 januari 1950, heeft een dochter die in 1999 studeerde en recht had op een lening via de Wet op de studiefinanciering. Het beroepschrift van belanghebbende werd op 26 oktober 2001 door een koeriersdienst opgehaald, wat volgens het Hof gelijkgesteld kan worden met ter post bezorgen, zoals beschreven in artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof oordeelt dat het beroepschrift tijdig is ingediend, ondanks dat het stempel op de griffie op 29 oktober 2001 is geplaatst.
De zaak betreft ook de vraag of de financiële situatie van de dochter van belanghebbende van invloed is op haar ondersteuningsbehoefte. Het Hof concludeert dat de ondersteuningsbehoefte van een studerend kind voornamelijk wordt bepaald door de inkomsten en het vermogen van het kind, en dat de mogelijkheid van een lening de ondersteuningsbehoefte niet vermindert. Het Hof oordeelt dat de dochter in 1999 nauwelijks over eigen vermogen beschikte en dat de kosten van haar onderhoud niet in belangrijke mate op belanghebbende hebben gedrukt.
Uiteindelijk vernietigt het Hof de eerdere uitspraak en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 22.248,39. De Inspecteur wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 649 bedragen, en het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 27,23 moet ook worden vergoed. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.